Vorschau (2,43 MiB)
-REPARATIE- en
HANDLEIDING Ss
VOOR
STURMEY
ARCHER
Versnellingsnaven, Trommelremnaven en Dynamo-naven
NE
Le
ER
rt
WO) GIR NA OLOMS |B)
r bestaat een complete reeks van Sturmey-Archer versnellingsnaven,
E trommelremnaven en Dynamonaven, die voldoet aan de behoeften van
alle soorten wielrijders. Voor alle types naven is de methode van montage
en demontage vergelijkbaar en eenvoudig, vooropgesteld dat de juiste volg-
orde wordt toegepast.
De Handleiding geeft aanwijzingen welke constructiedelen gecontroleerd en
onderzocht moeten worden, indien zich storingen voordoen. Correcte afstel-
ling van de conen en van de versnellingen, gepaard aan regelmatige smering
voorkomen bijna alle storingen die zich in een naaf kunnen voordoen, zodat
op deze punten niet genoeg de nadruk kan worden gelegd.
Een verklaring van de epi-cyclische tandwieloverbrenging is niet opgenomen,
omdat dit niet nodig is voor de vakkundige reparatie van de naven, maar de
werking van de naven kan gemakkelijk begrepen en gevolgd worden aan de
hand van de opgenomen diagrammen. De inlichtingen zijn gegeven in een
vorm die zo helder en eenvoudig mogelijk is en die, naar wij vertrouwen,
voldoet aan de behoeften van de man in de praktijk.
ASC EC REG RM ERY
NERO ®
Blz.
31
23/24
24
33
23
8
15
32
13
15
6
25
25
30/32
20
Koplamp
Kettinglijn
Montage AB
AC
AG
AM
ASC
AW
BF
BR
FC
FG
FM
FW
GH6
TCW
van Pallen en Veertjes
Versnellingsdraden
Schakeling van de Electrische Leidingen
Smering
Speciaal gereedschap
Stuurverstellers
Trommelrem-afstelling
Verlichtings Installaties
Versnellings Tabellen
Blz.
33
21
16
32
16
25
25
16
32
16
14
32
19/20
23
33
24
. 20/26/34
21/22
26
30/33
26/27/28/29
BRC Achter-trommelremnaaf met
kabeloverbrenging.
TCW Drieversnellingsnaaf met inge-
bouwde terugtraprem met
grote spreiding der versnellingen:
331/3 9/9 méér en 25 9/9 minder dan
normaal.
BFC Vóór-trommelremnaaf met
kabeloverbrenging.
ABC Drieversnellingstrommelrem-
naaf met kabeloverbrenging.
Met grote spreiding: 331/3 0/j méér en
25 0/o minder dan normaal.
Een Complete Serie van Versnellingsnaven, Remnaven
REMNAVEN
3-VERSNELLINGSNAVEN
ASC naaf in de wereld met
vast tandwiel.
Spreiding: 10% minder en 25%
minder dan normaal
A Drieversnellingsnaaf met mid-
delmatige versnellingsspreiding
15,55% méér of 13,46% minder
dan normaal. Uitstekend geschikt
voor sportrijwielen.
AW Drieversnellingsnaaf met
grote spreiding der ver-
AG Drieversnellingsnaaf met extra
snellingen.
kleine versnellingsspreiding. 331 Ka méér en 25% minder dan
6,66% méér of 7,7% minder dan normaal 5;
normaal. Speciaal geschikt voor Toerrijwielen
4-VERSNELLINGSNAVEN
4 Versnell. met
FM middelmatige
EC 4 Versnellings-
naaf met kleine
spreiding. spreiding
12,5% méér en 14,3% 4 Versnellingen met grote 91% méér, 10% en
en 331/3% minder dan spreiding. Het grote voor- 25% minder dan nor-
normaal. deel t.o.v. de AW naaf is, dat maal
De beste naaf voor er 2 normale versnellingen zijn Speciaal ontworpen
sportief toeren. Spreiding: 26,6% méér en 21% voor wedstrijden met
of 33% minder dan normaal massa-start.
Zonder twijfel is dit de naaf voor
de toekomst voor Toerrijwielen.
AMMASCGAC 2EMMIEC
hebben de volgende ver-
fijningen
LICHT METALEN Naaf-
huls (behalve AM) 1/3 ge-
wicht van staal
TANDWIEL MET KOPPEL-
TANDEN i. pl. v. schroef-
draad (voor snelle ver-
wisseling)
VLEUGELMOEREN
CONTROLESTIFT
KETTING inhaakbaar
STURMEY-ARGHER
Patent ,,Trekker’
stuurversteller.
Deze geoctrooieerde
versteller schakelt
door één vingerbewe-
ging onmiddellijk een
andere versnelling in.
en Dynamonaven
DYNAMONAVEN
U
UC
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING BIJ DE AW DRIEVERSNELLINGSNAAF
CRT
Ne
le VERSNELLING (Laag). De controlestift is uitgetrokken (B) zie illustratie. 2e VERSNELLING (Normaal). De controlestift (B) is gelijk met het ase
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING: VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 3, Sterclutch. 4, Ringwiel (pallen in 4 zijn ingedrukt 1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 3, Sterclutch. 4, Ringwiel. 5, Rech a ec
door de Sterclutch). 5, Planeten. 6, Planetenkooi. 7, Linker Pallen. 8, Linker Cup. Cup. 7, Naafhuls. Merk op dat de Planeten, hoewel me en é
9, Naafhuls. gebruik zijn.
3e VERSNELLING (Hoog). De controlestift (B) is binnen in de as.
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 3, Sterclutch. 4, Planeetasjes. 5, Planeten. 6, Ringwiel.
7, Rechter Pallen. 8, Rechter Cup. 9, Naafhuls,
AW EN AB NAVEN
AW Drieversnellingsnaaf
traties op blz. 5 tonen de werking van iedere versnelling in de AW
erdelen die de drijfkracht overbrengen kan men gemakkelijk
oor de opvolgend genummerde pijlen en de positie van de controle-
delijk zichtbaar. De afstelling van deze controlestift is beschreven
bezien van uit de tandwielzijde van de naaf.
lingstabel op blz. 25.
AB Drieversnellings Trommelremnaaf
s gelijk aan dat van de AW naaf, uitgezonderd
s, om plaats te winnen voor de trommelremdelen.
gelijk aan die van de AW naaf.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE AW NAAF
er, onderlegschijven en linker conus. Onthoud
iuls, [Deze cup heeft twee verschillende
verkeerd zou kunnen beginnen!] Los de
e hamertik met een drevel in één der beide
uit de naafhuls.
binnenwerk
wielpallen met asjes en veertjes.
de bankschroef en demonteer de rechter
ven, conestelschijf en rechter conus en ont-
K47A K601Z K16 |
K5]11A
K512
K58
| ae zs Ere 5 ) ($a I
k I K517 | K513 | K510 | N= 88 WM 85 { RTE ce
X42A K509 K58 K527 AT el | | |
| |
K510 | K528 | K529 | K52¢ /
K64 _ KI6 K530A K64 K227
Clutchveer met kapje, drijfkop met tandwiel, rechter cup en ringwiel
worden achter elkaar afgenomen.
Verwijder veerdrukring en schroef controlestift los.
Verwijder dwarsbalkje en sterclutch met glijbusje.
de complete planetenkooi. Neem de asjes en de planeten er af.
SOR G02 eo Os
De linker cup kan, indien nodig, gedemonteerd worden. De cup heeft
LINKSE draad! Instructies hiervoor: zie blz. 19. Demontage is overbodig
als het lager en de paltanden onbeschadigd zijn.
10. Stofringen in drijfkop en linker cup zijn geperst en kunnen uitgedrukt
worden (met een brede schroevendraaier om niet te beschadigen). Meestal
is inzetten van nieuwe stofringen beter.
11. Palasjes in ringwiel en planetenkooi zijn niet gezekerd en kunnen ge-
makkelijk uitgedrukt worden voor uitwisseling van pallen en veertjes.
Voor tandwieldemontage en de juiste kettinglijn: zie blz. 21.
Voor foutenopsporing zie tabel op blz. 7.
Voor onderzoek der onderdelen moeten de volgende punten gecontroleerd
worden:
1. Schuif de sterclutch in de drijfkop, controleer vrije glijding.
2. Controleer de rechtercup op 24 kogels.
3 ringwiel op goede tanden en nokken.
4 de as op rechtheid, tussen de centers.
a B alle lagers op putjes.
6 sterclutch op afgeronde armeinden.
Z planeten op versleten of brokkelige tanden.
8 planeetaseinde op slijtage.
K60 K67 8— 4 (Kogels K516 K519
| K63 (Dustcap) L 8405 X48 | K521
|
S545 | | K 62
K506Z
K504Z
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR AW, AB EN AG NAVEN
BIJ ELKE STORING MOET EERST DE AFSTELLING VAN DE CONTROLESTIFT GECONTROLEERD WORDEN. Zie blz. 22/23
Een ontregelde afstelling is de allereerste oorzaak van een groot aantal van de hierna genoemde fouten. Heeft de ontre-
geling langere tijd geduurd ‚dan is demontage van de naaf gewenst voor een onderzoek naar mogelijke beschadigingen.
FOUT OORZAAK HERSTELLING
Lage versnelling werkt in ’t geheel 1. Linker ballen ondersteboven, of in verkeerde richting 1. Monteer pallen correct. Zie blz. 19/20
niet. wijzend.
2. Veerdrukring sluit niet in dwarsbalkje. 2. Monteer veerdrukring correct.
3. Onjuiste clutchveer. 3. Monteer een goede veer
Lage versnelling slaat (af en toe) 1. Betreffende nokken in ringwiel en/of sterclutch af- 1. Monteer nieuwe ringwiel en/of sterclutch en
dóór. gerond door slechte afstelling. juist af.
2. Controlestift niet goed vastgeschroefd. 2. Schroef controlestift juist aan. Zie hiervoo x22
3. Rechter cone onjuist afgesteld. 3. Stel R. cone juist af. Zie blz. 24
4. Slechte kabeleinden bij trekker of knikken in de 4. Monteer nieuwe trekkerkabels.
| trekkerdraad.
| 5, Gewrongen controle kettinkje als gevolg van te vast 5. Uitwisselen of juist monteren e hiervo 2
aanschroeven.
Heen en weer springen tussen 1. Verkeerde of versleten ringwielpallen. 1. Wissel beide pallen uit.
laag en normaal.
Normale versnelling slaat dóór. 1. Normale versnellingsnokken in het ringwiel en/of 1. Monteer nieuw ringwiel en/of sterc
sterclutch afgerond door slechte afstelling.
2. Controlestift niet goed vastgeschroefd. 2. Schroef controlestift juist aan. Zie hiervoc
Hoge versnelling slaat dóór. 1. Planeetasjes of sterclutch erg versleten door foutieve 1. Monteer de nodige nieuwe delen en
afstelling. stelling.
2. Te slappe of defecte clutchveer. 2. Monteer nieuwe veer.
3. Verkeerd afgestelde rechter conus. 3. Stel R. conus juist af. Zie blz. 24
4. Vuil tussen as en clutch-glijbusje. 4, Verwijder het vuil zorgvuldig
Naaf loopt zwaar. Pedalen trekken 1. Te veel kogels in de rechter cup. 1. Monteer precies 24 kogels
bij ’t vrijwielen. 2. Extra stijf afgestelde linker cone. 2. Verbeter deze afstelling. Zie b
3. Achtervork einden niet evenwijdig. 3. Verbeter dit, anders komt er g
op de as.
4. Roestvorming door onvoldoende smering. 4. Verwijder roest, en smeer met Rl-
5. Beschadigde stofringen. 5. Verwissel deze stofringen
Overgang op een andere versnelling 1. Verbogen clutchveer. 1. Verwissel de veer.
gaat moeilijk. 2, Verbogen as. 2. Verwissel de as.
3. Beschadigde kettingschakel. 3. Verwissel controlestift met kettink
4. Draadkatrol niet gericht, zodat de draad op de katrol- 4. Richt de draadkatrol aan
| flens loopt.
| 5. Een droge trekker of beschadigde draad in de buiten- 5. Verwissel de binnendraad of smee
kabel van de ,,trekker’’.
IN ELKAAR ZETTEN VAN DE AW NAAF
Maak tevoren de volgende delen-groepen klaar:
(a) Zet kogelringen in linker cup en drijfkop, met het vlak van de ring naar
Ook indraaiing in de stofdop naar buiten.
buiten
Zet 24 kogels, met de binnenstofring in de rechter cup.
Zet &
t pallen met asjes en veertjes in ringwiel. Zie blz. 20.
en en veertjes in planetenkooi worden later gemonteerd. Zie
t 5 hieronder.
n de ringvormige ruimte voor de stofdoppen in drijfkop,
cup. Nergens verder vet gebruiken!
en rechter
nd in bankschroef (de sleuf in de as dus boven ’t zontand-
teer de planetenkooi. Breng de planeten aan, 't dunne eind
sterclutch, dwarsbalkje (platte kanten naar boven).
or de centrering en breng nu de veerdrukring
ven in het dwarsbalkje.
plete ringwiel, rechter cup en drijf kop.
de as, dan het veerbusje en schroef de R.conus vinger-
g terug en zeker met de nokschijf en de contramoer
gd en da slag bederft de afstelling.
5. Monteer de linkerpallen volgens aanwijzing op blz. 19.
6. Maak de bankschroef los en giet twee theelepels olie in de planetenkooi,
deze bovenaan houdend.
7. Zie dat L.cup in de naafhuls zit (linkse draad), houd dan ’t wiel in linker-
hand en breng ’t hele binnenwerk van onder op in de naaf. Schroef zo de
R.cup vingervast, controlerend dat merken op cup en naaf kloppen, alvorens
vast te zetten.
8. Monteer L.cone en contramoer. Stel het lager af volgens blz. 24. Voeg de
diverse onderlegschijven bij als genoemd onder punt 1 en 4 van het uit
elkaar nemen.
|
|
9. Als het tandwiel van de drijfkop is afgenomen, moet de buitenstofring |
op de drijfkop gezet worden voor het tandwiel te monteren. Zie dat |
de stofring gecentreerd is op de smalle borst van de drijfkop en schroef
het tandwiel op. Zie voor het verkrijgen van de juiste kettinglijn blz. 21. |
Afstelling van de controlestift na montage van het wiel in het rijwiel is be-
handeld op pagina 23.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE AB NAAF
In- en uit elkaar nemen is gelijk aan dat van de AW naaf, behalve dat na punt 1
(demontage van de L.contramoer en de cone-stelschijf) de complete remplaat
met segmenten wordt afgenomen. Vervolg dan verder als bij AW naaf.
Voor AW en AB versnellingsberekening zie tabel blz. 26.
Voor details van de trommelrem, zie gegevens blz. 25/26.
3-VERSNELLINGSNAAF MET TERUGTRAPREM (TYPE T.C.W.)
Ka] K489A K4BBA
K498 |
DUST CAP
K494 K63 K490
K526 KEY. zel K5O4Z on dl —K227
( siete Gg it |
4D
zE
en
=
K520 K47A
K521
GL341 K4Bl or
K496 K4Blz
K5OSA |K52BA
K527 SLEEVE
MERDE. 4
K487A K462A KEE
K529
K530A
K4il WASHER
K513 PAWL
K64 PAWL SPRING
K707 PAWL PIN
K48a K512 PAWL
K64 PAWL SPRING
K707 PAWL PIN
K466 1 X49
K470
K463
'
TT K483A K485 K6O K462 K62
K63 DUST CAP
K47A
K521
K5067Z
K67Z K516
ORO Nn
DEMONTAGE VAN DE T.C.W. NAAF
Demonteer linker contramoer, onderlegschijven en
moer.
remhevelcontra-
Merk de rechtercup en de naafhuls (deze cup heeft 2 soorten draad, zodat
men de montage verkeerd zou kunnen beginnen). Maak de rechtercup
los door een stevige hamertik met een drevel in één der beide sleuven
(rechts draad). Plaats het rechter aseind in de bankschroef en draai de
cup los door tegen de wijzers van een uurwerk in te draaien. De remhevel
en de rechter cup dienen daarbij vast te worden gehouden om meedraaien
te voorkomen. Als de cup is losgedraaid kunnen de remhevel en de linker-
conus worden verwijderd.
Opmerking: Deze wijze van demontage is noodzakelijk, daar, als de rem-
hevel is weggenomen voordat de cup is losgedraaid, de cup de rem in
werking kan stellen, waardoor het wegnemen wordt bemoeilijkt.
Demonteer de remplaat met alle pakkingringen, die aanwezig mochten
zijn (noteer het aantal van deze ringen om de juiste hoeveelheid te kunnen
herplaatsen, dit is nl. voor alle naven niet gelijk). Verwijder daarna de
remmantel, remnokkenplaat, palring, remveer en remlichter.
Plaats het linker aseinde in de bankschroef en demonteer de rechter contra-
moer. Onthoud de juiste volgorde!
„Clutchveer!’ met kapje, drijfkop met tandwiel, rechtercup en ringwiel
worden na elkaar afgenomen.
Verwijder de veerdrukring en schroef de controlestift los.
Verwijder het dwarsbalkje en de „sterclutch’ met glijbuisjes.
Verwijder de complete planetenkooi. Neem de asjes en de planeten er af.
De linker cup is in de naafhuls geperst en moet niet gedemonteerd worden.
De stofringen in de drijfkop en linker cup zijn erin geperst en kunnen
eruit gedrukt worden. Teneinde beschadiging te voorkomen dient hier-
voor een brede schroevendraaier te worden gebruikt. Meestal verdient
het aanbeveling nieuwe stofringen te nemen, indien de vervanging van
kogelringen noodzakelijk is.
De palasjes in het ringwiel en de planetenkooi worden in de juiste stand
vastgeklonken. Indien het nodig is de asjes te vervangen, dan moeten de
pennen uitgeboord worden.
MONTAGE VAN DE T.C.W. NAAF
Monteer de kogelringen in de linker cup en plaats de drijfkop met het vlak
van de ring naar buiten, hetgeen eveneens geldt voor de opening in de
stofdop.
Zet met de binnenstofring 24 stuks 3/6” kogels in de rechtercup.
Monteer de pallen, asjes en veertjes in de palhouders van het ringwiel
en de planetenkooi. Klink de asjes en vijl alle braam van het klinken af.
In de ring voor de stofdoppen en de drijfkop alsmede in linker- en rechtercup
dient vet te worden aangebracht.
EINDMONTAGE
Plaats het linkeraseind in de bankschroef, de sleuf in de as dus boven het
zontandwieltje en monteer de planetenkooi. Breng daarna de planeten
en de planeetasjes aan.
Opmerking: De asjes moeten met de afgeplatte kant naar beneden
geplaatst worden.
Monteer het glijbuisje, de sterclutch en het dwarsbalkje op
erop gelet moet worden, dat de platte kant van het dwarsball
wijst. Schroef daarna de controlestift in voor de centrering
veerdrukring en het schijfje aan met de sleuven in het dwarsbalkje.
Monteer daarna het complete ringwiel, de rechtercup en de drij
Opmerking: Het ringwiel en de palhouder voor het ringwiel zijn te ver-
vangen door het standaard ringwiel K511A. Het standaard ringwiel
K511A mag echter onder geen enkel beding in de TCW-naaf worden
gebruikt.
Breng de clutchveer om de as, monteer dan het veerbuisje e
rechterconus vingervast aan, draai daarna de conus een halve s
en zeker deze met de nokschijf en de contramoer.
Opmerking: Verder terugdraaien dan een halve slag ft de afstellin
Draai daarna de gemonteerde delen om en plaats het
de bankschroef. Monteer de remnok en dan de palhouder va
kooi, welke moet passen over de platte einden van d
hierna het remveertje, de nokkenplaat, de remma
Denk er zorgvuldig aan, dat de stand van het remveer
en de nokkenplaat dezelfde is als aangegeven in de
Let er op, dat deze veer niet bij vergissing in een
plaatst.
Houd het wiel in de linkerhand en breng het g
onderen op in de naaf. Schroef zo de rechtercup v
voor, dat de merken op de cup en de naaf (zie punt 2
Monteer de linker conus en overtuigt U ervan, dat
in het vierkant van de remplaat valt. Monteer d
de remhevel, de moer van de remhevel, het con
moer; daarna de naaf zodanig afstellen tot er nog ee
in de velg voelbaar is.
Indien het tandwieltje van de drijfkop is verwijderd, pla
dan over de drijfkop alvorens het tandwieltje aan te
het tandwieltje met de beide tandwielschijven en d
stemming met de gewenste kettinglijn. Voor de ket
w a
e
MONTAGE VAN DE PALLEN EN DE VEREN IN DE
3-VERSNELLINGSNAAF MET TERUGTRAPREM, TYPE TCW
Palhouder voor ringwiel
le
Wij gebruiken de standaardpal K512 en de veer K64,
ingeklonken. Monteer eerst de pal en het palasje en klink he
de juiste stand en vijl daarna het pal-asje zodanig af, dat
boven het vlak van de palhouder. Draai de pa
plaats het einde van de veer tussen de palhoud
tegelijkertijd het gebogen einde van de veer onder
de pal. Daarna wordt de pal teruggedraaid in de
toont U de wijze waarop de palveer wordt gemont
© ©
erd
Palhouder voor de planetenkooi
Houd de palhouder in de linkerhand met de ruimte voor de pal-askopjes
naar U toe. Leg de pal in de juiste stand d.w.z. met de neus naar rechts
en met het pal-asgat naar links van de palhouderopeningen. Druk het pal-
asje door de binnenflens tegen de zijkant van de pal, plaats de duim op
h
et kopje en houd de pal zo op zijn plaats. Neem het gebogen been van
veer tussen duim en wijsvinger van de rechterhand en haak nu het
> been van achteren af onder het pal-asje door en trek deze naar
voren tot de ronding van de veer om het pal-asje ligt. Houd verder de
omgebogen voet van de palveer met één vinger van de rechterhand onder
de neus van de pal en schuif met één vinger van de linkerhand de pal zover
naar voren totdat de opening in dezelfde lijn ligt als de palhouderopening
en druk daarna het pal-asje op zijn plaats. Leg de aldus gemonteerde delen
op een vlakke, harde oppervlakte om het pal-askopje te steunen en klink
daarna in lichte mate het pal-asje, waarna alle braam moet worden weggevijld.
De oppervlakte moet beslist geheel vlak zijn daar anders bij het in gebruik
nemen onnodige wrijving wordt veroorzaakt.
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR T.C.W. NAVEN
Bij elke storing moet eerst de afstelling van de controlestift gecontroleerd worden. Zie blz. 20/21.
Een ongeregelde afstelling is de allereerste oorzaak van een groot aantal van de hierna genoemde fouten
Heeft de ontregeling langere tijd geduurd, dan is demontage van de naaf gewenst, voor een onderzoek
naar mogelijke beschadigingen.
FOUT OORZAAK HERSTELLING
werkt in ’t geheel 1. Linker pallen ondersteboven, of in verkeerde richting 1. Monteer pallen correct. Zie blz. 19/20.
wijzend.
2. Veerdrukring sluit niet in het dwarsbalkje. 2. Monteer veerdrukring correct.
3. Onjuiste clutchveer. 3. Monteer een goede veer.
4. Palhouder voor planetenkooi gebroken. 4, Monteer nieuwe palhouder.
elling slaat (af en toe) 1. Betreffende nokken in ringwiel en/of sterclutch afge- 1. Monteer nieuw ringwiel en/of sterclutch en stel
rond door slechte afstelling.
2. Controlestift niet goed vastgeschroefd.
3. Rechter conus onjuist afgesteld.
juist af.
2. Schroef controlestift juist aan. Zie blz. 23,
3. Stel rechter conus juist af. Zie blz. 24.
4. Slechte kabeleinden bij trekker of knikken in de 4. Monteer nieuwe trekkerkabels.
trekkerdraad.
5. Gewrongen controle kettinkje als gevolg van te vast 5. Uitwisselen of juist monteren. Zie hiervoor blz. 23.
aanschroeven.
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR T.C.W. NAVEN (vervolg)
FOUT OORZAAK HERSTELLING
Heen en weer springen tussen laag 1. Verkeerde of versleten ringwielpallen. 1. Wissel beide pallen uit.
en normaal.
Normale versnelling slaat door. 1. Normale versnellingsnokken in het ringwiel en/of 1. Monteer nieuw ringwiel en/of sterclutch
sterclutch afgerond door slechte afstelling. |
2. Controlestift niet goed vastgeschroefd. 2. Schroef controlestift juist aan. Zie blz. 24
3. Palhouder voor middenstuk gebroken. 3. Monteer nieuwe palhouder
Hoge versnelling slaat door. 1. Planeetasjes of sterclutch erg versleten door foutieve 1. Monteer de nodige nieuwe delen- en controleer
afstelling. afstelling.
2. Te slappe of defecte clutchveer. 2. Monteer nieuwe veer.
3. Verkeerd afgestelde rechter conus. 3. Stel rechter conus juist af. Zie blz. 24
4. Vuil tussen as en clutchglijbuisje. 4. Verwijder het vuil zorgvuldig
Naaf loopt zwaar. Pedalen trekken 1. Teveel kogels in de rechter cup. 1. Monteer precies 24 kogels
bij ’t vrijwielen. 2. Extra stijf afgestelde linker cone. 2. Verbeter deze afstelling. Zie blz. 24
3. Achtervork einden niet evenwijdig. 3. Verbeter dit, anders komt er gevaarlijke
op de as.
4. Roestvorming door onvoldoende smering. 4. Verwijder roest en smeer met RI-,,A
5. Beschadigde stofringen. olie.
5. Verwissel deze stofringen
Overgang op een andere versnel- 1. Verbogen clutchveer. 1. Verwissel de veer.
ling gaat moeilijk. 2. Verbogen as. 2. Verwissel de as.
3. Beschadigde kettingschakel. 3. Verwissel controlestift met kettir
4. Draadkatrol niet gericht, zodat de draad op de katrol- 4. Richt de draadkatrol aan het frame
flens loopt.
5. Een droge trekker of beschadigde draad in de buiten- 5. Verwissel de binnendraad of smee
kabel van de „Trekker.
Naaf remt niet. 1. Afgebroken planeetasjes. 1. Monteer nieuwe planeetasjes
2. Remmantel versleten. 2. Monteer nieuwe remma
3. Linker cup los in naafhuls. 3. Monteer nieuwe linker cup of r
Naaf blokkeert tijdens remmen. 1. Onjuiste remlichter en/of remplaat. 1. Monteer nieuwe remlichter en/c
2. Remveertje te slap. 2. Monteer nieuw remveert
3. Naaf niet van voldoende olie voorzien. 3. Demonteer de naaf en vo e de ©
dunne olie. (Bij voorkeur A P
Vet mag uitsluitend voor de rec
conen worden gebruikt.
Te grote remslag. | 41. Onjuist afgestelde rechter conus. 1. Stel de rechter conus juist af. Zie blz. 24
| 2. Remmantel versleten. 2. Monteer nieuwe remmantel
11
aos
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING BIJ DE F.W. VIERVERSNELLINGSNAAF
NELLING agste). Controlestift (B) is in de as getrokken.
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
v 2, Drijfkop. 3, Sterclutch. 4, Ringwiel (de Ringwielpallen ingedrukt
eS lutch). 5, Planeten. 6, Planetenkooi. 7, Linker pallen. 8, Linker Cup.
huis. (N.B, het grote zontandwiel is geblokkeerd op de as).
7 7 ;
i, Y 4
3e VERSNELLING (Normaal). De eerste schouder van de controlestift (B
gelijk met aseinde.
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 8, Sterclutch. 4, Ringwiel. 5, Ringwielpallen. 6, Rechter
Cup. 7, Naafhuls, (N.B. De planeten draaien wel mee, maar ze worden niet belast).
12
zes PAS
6
2e VERSNELLING (Laag). Controlestift (B) gelijk met het linker aseinde.
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 3, Sterclutch.
4, Ringwiel (de Ringwielpallen zijn inge-
drukt door de Sterclutch). 5, Planeten. 6, Planetenkooi. 7, Linker pallen. 8, Linker
Cup. 9, Naafhuls. (N.B. het kleine zontandwiel is geblokke
7 rez
eZ.
4e VERSNE
LLING (Hoog). Controlestift (B) steekt 15/32”
erd op de as).
uit het linker aseinde.
VOLGORDE DER KRACHTSOVERBRENGING:
1, Tandwiel. 2, Drijfkop. 3, Sterclutch. 4, Planetenkooi. 5, Planeten. 6, Ring-
wiel. 7, Ringwielpallen. 8, Rechter Cu
wiel is geblokkeerd op de as).
p. 9, Naafhuls. (N.B. het kleine zontand-
NN
FW VIERVERSNELLINGSNAAF
De illustraties op blz. 12 tonen de werking van iedere versnelling in de FW
vierversnellingsnaaf. De onderdelen die de drijfkracht overbrengen kan men
gemakkelijk volgen door de opvolgend genummerde pijlen en de stand van
de controlestift (B) is duidelijk zichtbaar. De juiste afstelling van de controle-
stift is beschreven op blz. 24, fig. 2, bezien vanuit de linkerkant van de naaf
(dus de zijde tegenover het kettingwiel).
Voor FW versnellingsberekening zie tabel op blz. 29.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE FW EN AM NAAF
1. Controlestift uitschroeven aan 't kettinkje, door ’t linker stifteinde vast
te houden.
2. Demonteer L.contramoer, schijven en L.conus. (Volgorde onthouden!)
3. Merk R.cup en naafhuls (2 aparte draden, dus kans op verkeerde mon-
tage!). Los de R.cup door een scherpe hamertik met een drevel in een
der beide gleuven. (N.B. rechtse draad) en trek het gehele binnenwerk
uit de naafhuls.
4. Span L.aseind in bankschroef en demonteer de R.contramoer, onderleg-
schijven, conestelschijf en R.conus. (Volgorde onthouden).
5. Clutchveer met kapje, drijfkop, R.cup en ringwiel kunnen nu in deze
volgorde worden afgenomen.
6. Neem de veerdrukring af, druk 't dwarsbalkje uit de as, zodat glijbusje
en sterclutch kunnen worden afgenomen.
7. Druk de planeetasjes weg, neem de planeten af en dan de planetenkooi,
(Niet voor AM). Ontspan de bankschroef. Het binnenveertje compleet
met kraag kan nu uit R.aseind gehaald worden.
9. (Niet voor AM). Span R.aseind in bankschroef. Demonteer de moer en
sluitring voor de inwendig vertande koppelring en neem deze laatste
ook van de as af.
(Niet voor AM). Beweeg de beide zontandwieltjes naar rechts, zodat
de grootste in contact komt met de asnokjes. Het glijbusje, onder het
kleine zontandwieltje wordt in de andere richting bewogen, zodat het
dde
12.
tor
linker dwarsbalkje zichtbaar wordt - en dit laatste wordt uit de
gedrukt.
(Niet voor AM). Beide zontandwieltjes, glijbusje en veer
nomen. De as is nu geheel gedemonteerd.
(Niet voor AM). De linker palasjes zijn geklonken in d
Is vervanging nodig, vijl dan de overklinking vlak, drijf de
dunne drevel uit en verwijder de pallen en veertjes.
De linkercup kan, zo nodig, los geschroefd worden
op blz. 20. Linkse draad. Als lager en paltanden in
is demontage overbodig.
Stofdoppen in drijfkop en L.cup zijn ingeperst en
uitgedrukt. Denk om
meestal beter nieuwe stofdoppen te monteren, na
en/of kogelring.
schroevendraaier worden
Ringwielpalasjes en die in AM planetenkooi zijn niet
gewoon uitgedrukt bij vervanging van pallen en
Voor inspectie der onderdelen worden de volgende ten geco
VI.
VII.
Vill.
IX.
XI.
XII.
Kain Kao2 K409
a AMM tn SE
AIEE mm |
K804 _ Köl2 K405 K406 K40B KAIOA K4o! x8
i ie ee
besl E
| Peres
NI90 K47* K506 K67
(Niet voor AM). Inwendig asveertje valt vrij
(Niet voor AM). Lengte van dit veertje, zond
stens 19/16
De sterclutch moet vrij tussen de drijfkopsleuven kunnen bewege
Het aantal kogels in de rechtercup moet 24
Controleer ringwiel op breuk en slijtage
nokken.
Controleer de inwendige tanden van de koppelring op s
Controleer de as op rechtheid tussen centers en de
slijtage.
Controleer alle lagers op putjes.
de sterclutch op afronding van
de planeten op slijtage en breuk van de t
zijn.
der inwend
; de planeetaseinden op slijtage.
(Niet voor AM). Plaats kraag X8 op de controlestift en sc
K505 K528 K530*
— & 5 ) +
KBS K527 K526* K529 Ks07™* K227
X48
k KSI6 K52
i
+ À fea) ces
gli
M |
eng: A
en het kettingdeel samen voor passingscontrole. Doe dit in de as, omdat
de zeer fijne draad spoedig verbuigt.
N.B. Schroef beide delen nooit ineen, zonder kraag X8.
Belangrijk. Druk nu de kraag X8 weer in het inwendige asveertje. Dit
moet een gesloten passing zijn
De volgende veranderingen zijn aan de FW naaf aangebracht na de allereerste
veren geven een belangrijke krachtsvermindering om de laagste
ng in te schakelen. Deze veren (K410B, K813B en K 530B) worden
rkocht, en moeten ook per stel gemonteerd worden. Een combi-
f 2 veren van het oude type (die er op lijken!) geeft bezwaren
a euwe
KOC
of
tenkooi zijn nu vastgeklonken.
voegd, ter zekering van de contramoer voor de
f past met een nok in een groef in de as, en is
ten van de moer omgebogen, zodat deze sluitschijf
worden bij een gegroefde as.
ZETTEN VAN DE FW EN AM NAAF
nde dele
engroepen klaar:
es en veert
Zie blz. 20.
Zet de pallen met asjes en veertjes in de planetenkooi
de asjes over aan de kant van de L.cup. Zie blz. 19.
en stofdoppen in drijfkop en linkercup. Het vlak van
en de indraaiing in de stofdoppen, beide naar-buiten
jes in het ringwiel.
de binnenstofring in de rechtercup. De 24 kogels moeten
ne n als de ring gemonteerd is.
vet in de ringvormige ruimten van de stofdoppen in de L.cup,
kop en R.cup. Nergens verder vet gebruiken!
ndmontage:
€ tage aan het linker einde van de as.
. De veer van de laagste versnelling [zie opmerking over
> veren onder veranderingen (a) vorige kolom], het grote zontandwiel
e zontandwiel worden in deze volgorde op de as gezet, met
glijbusje en naar rechts gedrukt tot de nokken ingrijpen. Schuif in
stand alléén het glijbusje terug tot het spiegat in de as zichtbaar is,
en het dwarsbalkje in dit spiegat kan vallen. Het gat in het dwarsbalkje
de asrichting liggen. Laat de zontandwieltjes terugveren, het
rsbalkje is nu geklemd. Met de controlestift controleert men of het
n de asrichting ligt.
2. (Niet voor AM). Plaats de koppelring op het as-vierkant, en verzeker de
stand met nokschijf en moer, sleutelvast gedraaid. Buig tenslotte een hoek
de nokschijf over het plat van de moer. (Oudere naven hebben wel-
geen nokschijf). Controleer de juiste stand, door de controlestift in
e steken, het einde moet precies gelijk komen met ’t aseinde.
t voor AM
3. Span de as verticaal, met de linker afplattingen in de bankschroef en breng
de planetenkooi op zijn plaats.
Plaats nu de dubbele planeten met hun asjes, zodat ze in beide de zon-
tandwieltjes grijpen. De gemerkte tanden op de planeten moeten straals-
gewijze naar buiten steken en van de kleine planeten steken slechts drie
tanden buiten de flens uit volgens de illustratie hiernaast. Indien anders
gemonteerd, lopen de planeten niet voldoende vrij op de zontandwieltjes
en op het ringwiel. Controleer deze vrije gang door het ringwiel op te
zetten en enkele malen rond te draaien. Verwijder daarna het ringwiel.
5. (Niet voor AM). Laat kraagje met veer in de as vallen, kraagje X8 eerst.
6. Monteer glijbusje, sterclutch en dwarsbalkje. Plaats dan de veerdrukring
met zijn gleuven over de afplattingen van het dwarsbalkje.
7. Haal de as uit de bankschroef. Draai de koppelstift met het kettinkje van
rechts in de as, door dwarsbalkje en veer heen.
8. Draai de controlestift van links in de as,
en de kraag X8 heen.
9. (Niet voor AM). Zet linker aseinde met controlestift op een stevig vlakje
(de as verticaal) en druk tegelijk de sterclutch naar beneden. Schroef
met het kettinkje de koppelstift aan de controlestift vast. Laat nu de
sterclutch los en controleer met schroevendraaier links en een lichte
druk op 't kettinkje rechts dat de stift vast zit. (Forceer de fijne draad
niet!) De sterclutch moet nu vrij heen en weer kunnen glijden.
door het linker dwarsbalkje
10. Plaats nu, in volgorde, de clutchveer, het ringwiel, rechtercup, drijfkop
en het veerkapje op de as.
11. Monteer de rechtercone, door vingervast aanschroeven en daarna een
halve slag terug te draaien. Sluit in deze stand op met sluitschijf en contra-
moer. (Zie blz. 24). Denk er om dat te ver terugdraaien van de conus
de afstelling bederft.
12. (Alléén bij AM). Plaats de linkerpallen volgens blz, 19.
13. Giet ongeveer twee theelepels olie in de werkende delen.
14. Aannemend dat de L.cup in de naafhuls zit (deze cup heeft linkse draad!),
wordt nu het gehele binnenwerk in de naafhuls gebracht en de rechtercup
wordt vastgeschroefd. Controleer dat de merken op cup en naafhuls
overeenstemmen.
PO En
ad
CNA AG
WESTEN GEEN
© (
a a ae }
A 15. Monteer de linker conus, met
schijf en contramoer. Stel de
lagers af volgens blz. 24. Breng
de nodige schijven aan, als ge-
ON noteerd onder punt 4 van het
uit elkaar nemen.
Als het tandwiel van de drijf-
kop is afgenomen, plaats dan
de buitenstofdop op de drijf-
kop vóór de tandwielmontage.
Centreer de stofdop goed op
de smalle borst van de drijf-
kop en schroef tandwiel vast.
Zie de noot op blz. 21 over juiste
kettinglijn. Zie blz. 24 over afstel-
ling van de controlestift na de
montage in het rijwiel.
2
AM DRIEVERSNELLINGSNAAF
Afgezien van de as-montage, is deze naaf van dezelfde constructie als de FW-
maar er is maar één zontandwiel uit één stuk met de as. De versnellingen
worden op geheel dezelfde wijze verkregen als de drie bovenste versnellingen
in de FW naaf. De spreiding der versnellingen is hier iets anders, door een
ander aantal tanden in planeten en ringwiel.
Zie voor de bepaling van de grootte der versnellingen: Tabel blz. 27.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE AM NAAF
Tot bewerking No. 7 gelijk aan het uit elkaar nemen van de FW naaf. De be-
werkingen die niet voor de AM gelden zijn voorzien van de opmerking:
(Niet voor AM).
IN ELKAAR ZETTEN VAN DE AM NAAF
Delengroepen worden behandeld als bij FW, behalve (b).
als FW, uitgezonderd: (Niet voor AM).
Eindmontage ook
N.B. Het vroegere type AM had een rechtse controlestift zoals AW. Daarbij
vervallen de bewerkingen 5, 6 en 7 en bewerking 2 der AW-montage
komt er voor in de plaats.
FM, FC, ASC EN AC VERSNELLINGSNAVEN
FM Vierversnellingsnaaf
De hoge, normale en lage versnelling worden op precies dezelfde wijze ver-
kregen als beschreven voor de AW naaf, behalve dat het eerste zontandwiel
gedraaid wordt door een tweede planetenstelsel, om de spreiding van de
versnellingen te verkleinen. Het tweede planetenstelsel bestaat uit een vast
tweede zontandwiel, inwendige tanden in de L.cup, en planeten aan een tweede
planetenkooi die het eerste zontandwiel doet draaien door middel van linker
clutch K805A.
In de laagste versnelling maakt dit koppelorgaan het 1e zontandwiel vrij van
het 2e planetenstelsel, en koppelt het aan de as door de asnokken. De tandwiel-
overbrenging is dan precies gelijk aan de FW laagste versnelling; het 2e planeten-
stelsel is uitgeschakeld.
Zie voor bepaling van de grootte der versnellingen: Tabel blz. 29.
FC Vierversnellingsnaaf
Verschillen met de FM: Het 1e zontandwiel heeft 20 tanden, inplaats van
30 tanden en een andere 1e planetenkooi is toegepast met vier 20 tands
planeten inplaats van drie 14 tands planeten. Hierdoor is een kleinere spreiding
van de versnellingen bereikt, maar verder is de naaf gelijk aan FM.
Voor grootte der versnellingen: Tabel blz. 28.
ASC Drieversnellingsnaaf met vast tandwiel
Deze naaf heeft de 3 laagste versnellingen van de FC. Het vrijwielen ont-
breekt, en daarom ook alle pallen en paltanden. De planetenkooi heeft een
nok-verbinding met L.cup die niet uit de naafhuls gedemonteerd wordt.
Voor versnellingstabel zie blz. 27.
AC Drieversnellingsnaaf
Deze naaf heeft de 3 hoogste versnellingen van de FC. Het 1e zontandwiel
15
en de 2e planetenkooi worden dus niet ontkoppeld en zijn hier uit é
de combinatiekooi. De as is als bij FC, maar het korte spiegat wo
benut en de controlestift is van het AM-type. Alle planeten zijn nor
(20 tands), ook het speciale 2e zontandwiel heeft 20 tanden.
Voor de versnellingsgrootte zie Tabel blz. 28.
é
rdt
UIT ELKAAR NEMEN VAN FM, FC, ASC EN AC NAVEN
1. Neem linker contramoer, schijven en L.conus van de as, het
aantal en
volgorde der schijven noterend voor latere montage.
2. Merk (voor latere montage) de R.cup en de naafhuls, daar deze cup twee
aparte draden heeft, anders gevaar voor verkeerd beginnen bij 't vast-
schroeven. Los de R.cup (rechtse draad) met een flinke tik van
op een drevel in een der cupgleuven en trek dan het gehele b
uit de naafhuls.
3. Schroef controlestift los en haal deze met kettinkje uit de as
4. Span L.aseinde in de bankschroef en neem R.contramoer, alle schijven
en R.conus van de as af, volgorde noterende.
5. In volgorde afnemen: drijfkop, R.cup, ringwiel, clutchveer
6. Verwijder veerdrukring, druk het dwarsbalkje uit het
nu sterclutch en glijbusje afgenomen kunnen worden
7. Neem in volgorde af: planetenkooi compleet, zontandw 810B
linker clutch K805A en 2e planetenkooi compleet. (Voor én: p
netenkooi compleet en combinatiekooi compleet
8. Haal de as uit de schroef. Inwendig asveertje laat men uit d
(Dit geldt niet voor AC.)
9. Span R.aseinde in de bankschroef en verwijder L. ch
2e zontandwiel, 2e dwarsbalkje en glijbusje. (De beide d
niet voor bij AC.)
10. (Niet voor ASC.) Met gereedschap GD514 kan, zo nodig, L.cup g
teerd worden. Zie instructies hiervoor op blz
11. Met een brede schroevendraaier kunnen de in
drijfkop en L.cup worden uitgedrukt. Aanbre :
is na vervanging van kogels of -ring meestal b
12. Palasjes in ringwiel en planetenkooi zijn niet
gedrukt ter controle van pallen en veertjes
Zie storingstabel op blz. 17/18 voor het opsporen van fouten
Voor tandwieldemontage en juiste kettinglijn,
Voor onderdeleninspectie, controleer de volgend
|. (Niet bij AC). Inwendig asveertje valt vrij door
ll. (Niet bij AC). Lengte van het inwendi
minstens 19/16” zijn.
Sterclutch moet vrij tussen de drijfkopgleuven schuive
IV. Controleer het aantal kogels in R.cup. Dit n 24
Mie ! de tanden en nokken van het rin op s ge
VI. (Niet bij AC). Controleer de nokken op link utch K805A
VII. Controleer de as tussen centers op rechtheid en controleer de a
op slijtage.
VIII Controleer de lagerloopvlakken op putjes.
K 58 FANE K 603
K214
K 512 PAWL( K 58 PAWL PIN) to K231 Z
K231 Z LB 405 $545 Kon
X42A K817Z _ K7I0 Ms a AY KSITA /K228 K230Z K657 K506Z X 49 K234A
® IE Er A
@ : A | At
oa OE | HOB i) 4s) à
= : : (= a i) y ule
€ iG al ue md, | | ib | j
oe Res [aie |
K47A oes K412 K806 Kié Ksio K527 K505 K516 | K229 K 36
KIEZEN An LZ pein K47 A
yo ov ade \ meere MMM Q)
V à i
K 812 Karl K719 Rs05A K831 K528 K529
BDD DEEE
PEN
K7/2 K5264 K714
K713z
de sterclutch op afronding der nokken.
e planeten en zontandwieltjes op slijtage en breuk.
okken van de planetenkooien of de planeetaseinden 2.
uk
X8 op de controlestift en schroef dan stift en ketting-
passingscontrole, aaneen. Doe dit in de as om het fijne
verbuigen. Schroef deze delen nooit samen zonder 3.
sen te plaatsen.
proef, kraag X8 terug in het inwendige asveertje,
oten in passen.
N LKAAR ZETTEN VAN FM, FC, ASC EN AC NAVEN
volgende delengroepen klaar
stofdoppen in drijfkop en linkercup. Het vlak van
en de indraaiing in de stofdoppen zijn beide naar buiten 4.
nnenstofring in de rechtercup. De 24 kogels moeten 6
als de ring gemonteerd is. :
r ASC). Zet pallen met asjes en veertjes in het ringwiel. Zie
ntage de instructies op blz. 20. 7.
AC). Zet pallen met asjes en veertjes in de planetenkooi.
or de instructies op blz. 19.
n de ringvormige ruimten van de stofdoppen in de L.cup, 8.
en R.cup. Nergens verder vet gebruiken!
WIJZIGING VAN DE FM EN FC NAVEN
ng mede gehouden worden dat wij de veren gewijzigd hebben,
nschakelen van de laagste versnelling belangrijk minder kracht
e veren (K810B, K813B en K530B) worden per stel verkocht, en
ok per stel gemonteerd worden. Een combinatie met 1 of 2 veren
t oudere type (die er op lijken!) geeft bezwaren bij het overschakelen.
Eindmontage:
Niet voor AC). Span de as met het rechtereind in de bankschroef, zodat
16
het korte spiegat boven is en plaats het linker glijbusje, met het flensje
naar boven op de as.
(Niet voor AC). Druk het kleine dwarsbalkje zó door de gaten in het
glijbusje, dat zijn eigen gat in de asrichting ligt en houd het dwarsbalkje
tijdelijk in de juiste stand door de controlestift in de as en door het dwars-
balkje heen te steken.
(Niet voor AC). Keer de as om, daarbij de controlestift met de vinger
op zijn plaats houdend. Plaats de linker clutch K805A (met de 4 nokken
naar beneden op de as, gevolgd door de veer K810B zie vorige opmer-
king over veerwijziging) en het eerste zontandwiel, ook met de 4 gleuven
naar beneden, zodat het zontandwiel grijpt in de linker clutch. Haal de
controlestift uit de as, omdat het dwarsbalkje nu in zijn stand blijft en
span het linker aseinde in de bankschroef.
(Alléén voor AC). Plaats de combinatiekooi op de as.
Breng de complete 1e planetenkooi op zijn plaats.
(Niet voor AC). Laat de inwendige asveer, kraag voorop, in de as vallen.
Plaats het glijbusje, met de flens naar beneden, en de sterclutch met het
„SA merk naar boven.
Druk het dwarsbalkje door het glijbusje, daarbij het busje en de ster-
clutch oplichtend tot bovenkant spiegat, hetgeen deze bewerking ver-
gemakkelijkt. De afplattingen van het dwarsbalkje moeten nu naar boven
gericht zijn.
Zet het rechterdeel van de controlestift, dus de koppelstift met kettinkje,
in de as en druk dit deel door het dwarsbalkje en door het inwendige
asveertje heen. (Het is belangrijk dat deze bewerking geschied is, vóórdat
de eigenlijke controlestift aan de linkerkant wordt aangebracht). Nu
haalt men de as uit de bankschroef en brengt de controlestift in het linker
aseinde. Druk het linker aseind naar beneden op een stevig vlakje, waar-
door de controlestift in de as gedrukt wordt en druk gelijktijdig de ster-
clutch omlaag. Het controlekettinkje kan nu gemakkelijk gedraaid worden,
zodat de controlestift wordt aangeschroefd. Met een smalle schroeven-
draaier links en een lichte extra druk op het kettinkje wordt de verbin-
ding vastgezet. (Forceer hierbij de zéér fijne draad niet!)
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR DE FW, FC, FM, FG, ASC, AC EN AM NAVEN
BIJ ELKE STORING MOET ALTIJD EERST DE AFSTELLING VAN DE CONTROLESTIFT
GEÏNSPECTEERD WORDEN. Zie blz. 22/23.
Een ontregelde afstelling is de allereerste oorzaak van een groot aantal van de hierna genoemde fouten.
Heeft de ontregeling langere tijd geduurd, dan is demontage van de naaf gewenst, voor een onderzoek
naar mogelijke beschadigingen.
FOUT OORZAAK HERSTELLING
Laagste versnelling werkt in 't ge- 1. Veerdrukring sluit niet in het dwarsbalkje. 1. Monteer de veerdrukring op ju ze
heel niet. 2. Linker pallen gemonteerd in de verkeerde richting. 2. Monteer de pallen goed (niet bij
Linker pallen veren niet uit (alléén bij FG). 3. Demonteer, reinig en smeer met ‚‚R.l.” olie
Laagste versnelling schakelt moeilijk 1. Inwendige asveer verbogen, loopt zwaar in de as. 1. Monteer een nieuwe veer (niet in AM of AC
in. 2. Geen smering van de ,,Trekker’’ binnendraad. 2. Smeer.
N.B. Niet te verwarren met het 3. Verkeerd gewonden of verbogen veer K810B. 3. Monteer nieuwe veer (zie blz. 16) (niet in AM of A
normale feit, dat overgang op 4. Verbogen dwarsbalkje. 4. Monteer nieuw dwarsbalkje
laag méér trekkracht vereist dan
bijv. van hoog op normaal.
Laagste versnelling slaat door. 1. Slechte kabeleinden of geknikte binnendraad. 1. Monteer nieuwe kabel/dra
2. Inwendige asveer verbogen. 2. Neem een nieuwe veer, n or d
in AM of AC)
3. Verkeerd gewonden veer K810B. 3. Monteer nieuwe v z. 16), n A
4. Onjuist gemonteerde palveertjes. 4. Monteer palveertje volgens b
ASC).
Lage versnelling slaat door (4 speed 1. Inwendige asveer is te kort. 1. Monteer een nieuwe veer (niet A
naven).
Heen en weer springen tussen 1. Defecte ringwielpallen 1. Monteer nieuwe pallen (niet ASC
laagst, of laag en normaal.
Hoge- en lage versnellingen slaan 1. Moer K812 voor koppelring los (Alléén FW en FG). 1. Controleer slijt de kop
door. 2. Moer K812 voor 2e zontandwiel los (Alléén voor 2. Sluit de moer o
FM, FC, ASC en AC).
3. Te slappe veer K410B (Alléén bij FW). 3. Monteer een nieuwe B
4. Versleten tanden van koppelring (Alléén bij FW). 4. Monteer een nieuwe
Normale versnelling slaat door. 1. Ringwiel en sterclutch versleten door slechte afstelling. 1. Monteer nieuwe delen en contro
Hoge versnelling slaat door. 1. Nokken op planetenkooi en sterclutch versleten door 1. Controleer de veer, plaats nieuv
slechte afstelling of zéér slappe clutchveer. goed af
2. Onjuiste afstelling van de rechter conus. 2. Stel conus goed af volge blz. 24
3. Clutchveer zit vast, of vuil belemmert de vering. 3. Reinig de naaf en/of plaats ee euwe vee
N
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR DE FW, FC, FM, FG, ASC, AC EN AM NAVEN (VERVOLG)
Oo
s er voe
FOUT OORZAAK HERSTELLING
opt zwaar, bij vrijwielen 1. Planeten verkeerd gemonteerd (alléén bij FW, FG 1. Verbeter deze montage volgens blz. 14.
Ibare trek op de pedalen. en AM).
2. Te veel kogels in de rechter cup. 2. Monteer uitsluitend 24 kogels. |
3. Slecht afgestelde conus. 3. Stel, zo nodig, beide conen af, zie blz. 24.
4. Niet evenwijdige achtervorkeinden. 4. Richt de achtervorkeinden, anders veroorzaakt de
spanning in de as gevaar voor het binnenwerk. v
5. Roest, door vuil of gebrek aan olie of slechte olie. 5. Reinig de naaf. Gebruik slechts „All Purpose” olie,
6. Gedeukte stofdoppen. 6. Controleer alle stofdoppen en vernieuw die, welke
N.B. In de FM, FC en AC naven draaien de tandwieltjes sporen vertonen van deuken en verbuiging.
ook tijdens het vrijwielen, zodat ook als de conen goed
zijn afgesteld een lichte trek op de pedalen en mede-
lopen van de pedalen bij het vrijwielen normaal is.
e g werkt
1. Controlestift gebroken of erg los geschroefd. 1. Vervang de stift en schroef vast (niet AM of AC).
2. Pallen vastgekleefd door verkeerde oliesoort. 2. Smeer met Rl. „All Purpose” olie.
e dere ver- 1. Verbogen inwendige asveer. 1. Vervang de asveer.
2. Verbogen as. 2. Vervang de as.
3. Defecte schalm van het controlekettinkje. 3. Vervang de koppelstift met kettinkje.
4, Draadkatrol niet gericht, de draad loopt op de rand. 4. Richt de draadkatrol aan het frame.
5. Ongesmeerde „Trekker” of gerafelde binnendraad. 5. Smeer „Trekker" of vervang de binnendraad.
bankschroef en controleer door trek aan 't kettinkje 16. (Niet voor ASC). De L.cup moet nu in de huls zitten (L.draad).
Belangrijk.
g, met de gleuven in ’t dwarsbalkje; dan, in volgorde:
viel, R.cup, drijfkop en veerkapje
en draai nu !/ slag terug. Zet vast met de
17. Breng nu het gehele binnenwerk in de naafhuls, en schroef de R.cup vast,
na gelet te hebben op de merken op cup en huls.
18. Monteer de L.conus met schijf en contramoer. Stel de naaf af volgens
beschrijving op blz. 24. Breng de nodige schijven aan als genoteerd bij
punt 4 van het uit elkaar nemen.
nt tructies op blz. 21.
n FC). Monteer linkerpallen. Zie instructies op blz. 19.
Keer de as in de schroef om en monteer de 2e planeten-
e gleuven in de nokken van de linker clutch K805A. Plaats
op de koo
eer de as in de schroef om en plaats de planeten op de
19. Als het tandwiel van de drijfkop was afgenomen, dan monteert men eerst Ii
de buitenstofdop, goed gecentreerd op de smalle borst van de drijfkop.
Breng nu het tandwiel aan gevolgd door afstandschijven en contramoer
(L.draad). Zie de opmerkingen op blz. 21 over de juiste kettinglijn.
zontandwiel passend op het asvierkant, met de indraaiing
nu de schijf K811 aan, daarna het nokschijfje en draai nu de moer
18
Als de naaf is uitgerust met vleugelmoeren, dan moet er bij de montage in
het rijwiel op gelet worden dat de geleidemoer K234 in de rechtervleugel-
moer niet tegen het aseinde aankomt, en daardoor het vastzetten van de
R.vleugelmoer zelf, verhindert. Dit punt kan men controleren door het
„venster” in de vleugelmoer.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER MONTAGE
VAN ONDERDELEN-GROEPEN VAN ALLE NAVEN
Montage van de pallen en veertjes in de planetenkooi
Methode voor alle naven, behalve FW:
| ’
| 2.
{
Neem de planetenkooi in de linkerhand, met de twee flenzen waartussen
de pallen komen van U afgekeerd.
Leg de pal tussen de twee flenzen, met de vlakke bovenkant naar rechts
en steek het palasje door de buitenflens en halverwege door het gat in
de pal.
Een pincet of zeer smalle tang zijn nodig voor montage van de palveer;
grijp het gebogen been van de „R''veer met de pincet in de rechterhand
en breng de veer langs de pal totdat de ronding van de Rveer in één lijn
is met het gat in de pal, en de beide benen van de Rveer tussen de pal
en de planetenkooi zijn. Het palasje kan nu volledig doorgedrukt worden,
zodat het door de veer heen loopt en deze op zijn plaats houdt. Het ge-
bogen been drukt tegen de pal zodat deze voortdurend naar rechts blijft
uitsteken. Indien geen pincet beschikbaar is, kan men de veer op zijn
plaats brengen met een stangetje van plm. 3 mm doorsnede; na een kleine
oefening is deze bewerking snel te doen.
Controleer door de planetenkooi met de versnellingsnokken naar U
toe te houden. De pallen wijzen dan naar rechts, met het platte gedeelte
naar boven.
Methode voor de FW naaf alleen:
Neem de planetenkooi in de linkerhand, met de flenzen waartussen de
pallen komen van U afgekeerd.
Leg de pal in positie met de vlakke bovenkant naar rechts,
gat in de pal iets links van de gaten in de flenzen van
Druk nu het palasje door de binnenste flens zodat het t
van de pal stuit, en met de linkerduim op de kop van het
duim en wijsvinger van de rechterhand en haak nu he
achteren af onder het palasje door en trek nu naar \
van de veer om het palasje ligt. Houdt de omget
vinger van de rechterhand onder de neus van de pal
een vinger van de linkerhand de pal iets naar voren
dezelfde lijn ligt als het palasje. Nu wordt het palasje d
zijn vaste plaats.
Controleer door de planetenkooi met de versnell
te houden. De pallen wijzen dan naar rechts,
naar boven.
ngsnoKKen naa
met
De palasjes worden licht geklonken, om ze op hun
zijn speciale asjes (K707) die geschikt zijn om te k
palasjes moet daartoe gesteund worden met een st
in de bankschroef. Het is belangrijk dat de kop n
want inwendig uitsteken er van zou gevaarlijke beschadig
planeettanden kunnen veroorzaken.
ge van pallen en veertjes in het ringwiel
ngwiel met de inwendige tanden naar beneden op een plat vlak.
e palveer zó op de pal, dat de veerronding op het palgat ligt, en
ebogen voet onder de lange neus van de pal ligt. Grijp de palneus
de veer tussen rechterduim en wijsvinger
de linkerhand. Breng de pal, met de staart
het ringwiel totdat palgat en veerronding
ijn met de gaten in de ringwielflenzen; druk nu het palasje
plaats. Zie de illustratie.
DEMONTAGE VAN LINKERCUP UIT DE NAAFHULS
, AB, AM en FW
eerste model had uitwendige afplattingen, en, afgezien van AB, kon
deze in de schroef spannen, daarbij het wiel met de klok mee-
n, zodat de cup los liep. Voor de AB naaf, waarbij de afplattingen
neden het vlak van de naafflens lag, moest de speciale sleutel DD911
uikt worden.
(b) Het laatste model, voor alle vier naafsoorten, heeft deze afplattingen
niet, maar wel twee inwendige gleuven. Voor demontage van deze cups
dient gereedschap DD10565 zie afbeelding hier beneden. Men laat dit
door de naafhuls vallen, met de staart door de L.cup heen en met de boven-
kanten in de gleuven van de L.cup. Span nu de staart in de bankschroef,
terwijl de buitenkant van de cup op de bankschroef rust. Draai nu het
wiel met de klok mee, waardoor het uit de cup draait.
N.B. Belangrijk. Na demontage in een AB-naaf, moet bij de latere montage
de verbinding tussen cup en naaf gedicht worden met een goed soort
afsluitlak, ter voorkoming van mogelijke olielekkage op de remschoenen.
Of het kleine kamertje in de naafhuls, òf de smalle borst aan de L.cup
moeten goed ingesmeerd worden, alvorens de cup geheel vast te schroeven.
FM, FC en AC
Voor deze drie naven is speciaal gereedschap GD514 nodig. Vorige types van
GD514 hadden een korte steel, doch het nieuwe type heeft zo'n lange steel
dat het van rechts in de naafhuls gebracht kan worden, zodat de kogelring
en de stofdop in de L.cup kunnen blijven zitten.
Let er op dat de tanden van cup en gereedschap goed in elkaar grijpen. Dit
is evenzo belangrijk bij de latere montage van de L.cup. Denk er ook aan dat
de L.cup linkse draad heeft. Als de naafhuls reeds uit het wiel gehaald is, moet
een speciale sleutel in de naafspaakgaten gebruikt worden, maar cupdemontage
met de naafhuls nog in het wiel is gemakkelijker.
ASC naaf
N.B. De L.cup van deze naaf is vast. Doe geen poging tot demontage.
DEMONTAGE VAN HET KETTINGWIEL
Opgeschroefde tandwielen werden toegepast op AW, AB en FW naven. De
drijfkop moet dan uit de naaf genomen worden om het kettingwiel te ver-
vangen. Dan wordt de drijfkop op gereedschap DD5978 in de schroef gezet,
en het kettingwiel wordt met kettingsleutel DD9128 losgeschroefd. Klem
daarbij de drijfkop niet op een andere wijze vast dan met gereedschap DD5978,
daar dan de poten van de drijfkop geforceerd worden.
Kettingwielen met nokken worden toegepast op AM, ASC, FM en FC naven.
Daarbij wordt alléén de contramoer (L.draad) los geschroefd en dan het ketting-
wiel er afgeschoven. Zie de notities hiernaast over gebruik van schijven voor
de juiste kettinglijn.
Het laatste type heeft drie halfcirkel-vormige nokjes, ook voor AW, AB en
FW, die passen in groeven in de drijfkop, terwijl inplaats van de contramoer
een verende sluitring wordt toegepast, die in een kleine indraaiing van de
drijfkop sluit. Dit soort kettingwiel schuift men, met de nodige schijven, op
de drijfkop en tot slot laat men de veerring in de groef springen.
Voor demontage draait men de veerring zo, dat zijn opening ca 1/4” van één
der drijfkopgroeven verwijderd is, en drukt dan met een smalle schroeven-
draaier de veerring uit zijn groef. Kettingwiel en de schijven worden nu
afgeschoven.
N.B. Bij dit type worden steeds twee schijven van 1/16” gebruikt of één schijf
van 1/3” dik.
DD5978
KETTINGLIJN
Dit is de afstand tussen de hartlijn van het rijwiel en de hartlijn van de ketting-
wieltanden, en men bepaalt de kettinglijn die bij een bepaalde achternaaf
ontstaat, als volgt: Overtuig U eerst dat alle schijven gemonteerd zijn, zodat
de naaf past tussen de vorkeinden.
1. Meet de afstand over de contramoeren.
2.
3.
Deel deze afstand door twee.
Meet de afstand van buitenkant rechter contramoer tot het hart van de
kettingwieltanden.
21
4. Trek deze afstand (No. 3) van de uitkomst van punt 3 af.
5. Het eindresultaat van punt 4 is de kettinglijn.
Merk op dat wijziging in het aantal schijven (of contramoer) aan één kant
de kettinglijn verandert, tenzij dezelfde wijziging ook aan de andere kant
wordt toegepast.
Onze naven worden afgeleverd met een linker- en een rechter
en een schijf aan de linkerkant, waarbij dan de vorkwijdte
Het is nu mogelijk de volgende kettinglijnen te verkrijgen:
11/;’ Holle kant van het kettingwiel naar binnen - geen schijf.
19/16” Holle kant van het kettingwiel naar binnen, met één schijf aan de
binnenkant van het kettingwiel.
5/3” Bolle zijde van het kettingwiel naar binnen - geen schijf.
111/16/ Bolle zijde van het kettingwiel naar binnen, met één schijf aan de binnen-
kant van het kettingwiel.
13/4” Bolle zijde van het kettingwiel naar binnen, met twee schijven aan de
4 J 8
binnenkant van het kettingwiel.
In het geval van een nokkenkettingwiel met contramoer ge
ook, nu worden aan de buitenkant van het kettingwiel 2,
geplaatst, zodat het totale aantal schijven twee bedraagt; an
moer het kettingwiel niet opsluiten. Voor de nieuwe typen
en een veerring worden ook totaal twee schijven toegepast voor de o
van het kettingwiel.
centraal op de drijfkop zit, zodat deze juist past in de r
de rechtercup.
STUURVERSTELLERS (,,Trekker’’)
Vier verschillende types trekker, met geringe onderhoudse
De eerste types zijn genoemd: GC3 voor drie- en GC4 v
naven. Dezen herkent men aan de palveer, waarvan
trekkerhuis uitsteekt. (zie fig. 2 volgende kolom). Hie
geklonken aan het trekkerhuis. Is het busje losgeraakt
licht opgeklonken, door spreiding van het gesplete
huis gedemonteerd worden. Gebruik later bij de monta
Hier volgen alle punten die de aandacht verdienen
GC3 en GC4-onderhoud
Demontage van de binnendraad en kabel
Maak de complete trekker los van het stuur. Trek nu de kabe
kabelbusje (zie A). Haal de trekker terug, tot de drac
de uitsnede van het huis (zie B). Trek de binnendraa
van het kabelbusje en druk de veerpal naar binnen, lan
a
fa
5
nnen
sl
d
r wordt nu weggenomen (zie D). Druk de binnendraad naar binnen
ap is dat de draadnippel uit het quadrant is te halen (zie E). Kabel
raad zijn nu geheel vrij te maken van het huis.
| links omdraaiend, iets van het huis af tot de schroefdraad (B)
nieuwe binnendraad en kabel
nendraad (nippel voorop) door de opening aan de voorzijde van
pal en quadrant door en ver genoeg om de nippel in het gat
kunnen drukken. De trekker moet daardoor geheel terug-
t voor de nippel te zien is onder de uitsnede in
appe draad strak. Breng de palveer aan en druk
oevendraaier naar boven, totdat de trekker en
pal kunnen komen (zie G). Trek nu de draad door
2 buitenkabel, en monteer de kabelstrop
p de framebuis.
erboven beschreven. Voor vervanging van de
Jitgedreven en dan de nieuwe pal en nieuwe nagel
ordt gebruikt bij 3- en 4-versnellingsnaven.
3- or 4-speed’”’ en aan het ingeschroefde
benoort
klein rond venster en letters op de trekker,
ster verschijnen en de ingeschakelde versnelling aanduiden.
e type van GC? zijn overigens gelijk.
ewoonlijk op het stuur blijven zitten, omdat de trekker geheel
kan worden om de draadnippel tussen pal en quadrant door
n handele aldus: ontkoppel 1e de binnendraad van het kettinkje
Ze de buitenkabel van de buisstrop. Trek het kabelbusje aan
pakt en schroef het busje gehee ‘los. Breng de trekker zover achteruit tot
hij stuit (A) en druk de draad naar binnen om de draadnippel (D) uit het
quadrant los te maken. Trek dan de draad tussen pal en quadrant bij (C) en
tenslotte door de schroefdraad bij (B) geheel vrij van het huis.
Montage van draad en kabel
Plaats de trekker zover terug tot hij stuit (A) en druk de binnendraad door
het gat bij (B) in het huis, en tussen pal en quadrant door (C). Draadnippel (D)
wordt nu op zijn plaats (E) gebracht en kabelbusje (F) wordt geheel in opening
(B) geschroefd, totdat het vrij kan ronddraaien. We houden spanning op de
draad en brengen tegelijk de trekker vooruit tot in de hoge versnelling. Het
geheel is nu klaar voor bevestiging aan de buisstrop en voor koppeling aan
het controlekettinkje.
Pal en palveer
Deze delen zijn zo gemaakt dat ze niet wegraken als de draad breekt of bij
demontage en montage. Ze behoeven zelden vervangen te worden en zijn
daarom niet snel te demonteren. Bij vervanging moeten klinknagels G en H
verwijderd worden evenals alle inwendige delen. Bij montage worden daarna
nieuwe klinknagels ingezet.
Type GC2A alléén voor ASC naaf
Onderhoudsinstructies zijn precies dezelfde als GC2. Pal, palveer en trekker
zijn gelijk aan die bij GC2, maar de rest is niet verwisselbaar. De uiterlijke
onderscheiding met type GC2 is de stempeling in medaljon „ASC”, terwijl
het quadrant met ,,3’’ is gestempeld.
Voor diverse ,,Trekker’’-reparaties hebben wij een serviceschema, waarover
aan de reparateur inlichtingen gegeven worden.
Smering van stuurverstellers
Voor goede werking is af en toe een druppel Rl. „All Purpose''-olie op de
bewegende delen nodig. Ook wordt af en toe de buitenkabel losgemaakt
van de buisstrop om de binnendraad te kunnen olieën.
MONTAGE VAN DE VERSNELLINGSDRADEN EN KABELS
Bovenbuisversteller
Het is belangrijk dat de draad evenwijdig loopt aan de buis waarop het quadrant
gemonteerd is. (Bij een gebogen buis loopt de draad evenwijdig aan dat buis-
gedeelte waarop het quadrant gemonteerd is.)
Stuurversteller „Trekker”
Fig. A en B tonen de beste methode voor de draadmontage aan heren- en
damesrijwielen, maar bij een damesrijwiel met gesloten kettingkast is een
extra framepoelie nodig volgens fig. C.
Belangrijk. Maak de buitenkabel zó lang, dat het stuur goed vrij kan draaien,
maar overigens zo kort mogelijk, omdat de kabel een neiging heeft tot
inveren, zodat een lengte boven 21!/5/” de naafafstelling verkeerd kan
beinvloeden.
De versnellingsdraden worden geleverd in diverse lengten, die zo mogelijk
bij de bestelling worden vermeld. Als standaardlengten leveren wij 541/>”
binnendraad en 171/5” buitenkabel, die voor de meeste frames de juiste zijn.
Langere binnendraad tot 581/.” en buitenkabel tot 211/>” zijn voor speciale
gevallen leverbaar en ook kleinere lengten voor zeer lage en voor kinder-
rijwielen.
Bovenbuisversteller
Voor herenrijwielen is de opstelling dezelfde als in fig. A, doch het quadrant
komt nu op de plaats van de kabelstrop. Voor damesrijwielen bevelen wij de
opstelling aan volgens fig. D of bij een gesloten kettingkast volgens fig. E‚ hoe-
wel dit minder doelmatig is en zo mogelijk D steeds de voorkeur verdient.
N.B. De draad moet evenwijdig zijn aan de buis waarop het quadrant zit.
Bij een gebogen damesframebuis moet de draad evenwijdig zijn aan dat buis-
gedeelte waarop het quadrant zit.
Draadlengten voor bovenbuisverstellers zijn leverbaar in de lengte van 32”,
34” en 36”.
Notitie over de verbinding aan het controlekettinkje
Zie toe, dat bij AW en AB naven het kettinkje vastgeschroefd is, maar niet
23
te vast. Het gevolg daarvan zou zijn volgens onderstaande fi
het kettinkje hoogstens een 1/2 d
meer dan 1/, slag losdraaien de naafafstelling geheel onjuist
geldt alléén voor de AW, AB en TCW naaf. Bij de andere naa
controlestift vrij draaien en komt er dus nooit spanning op he
dwarsrichting.
slag worden teruggedraa
AFSTELLING VAN DE CONTROLESTIFT
AW, AB en AG naven (Fig. 1, pag. 24)
Plaats de versteller in de middenstand (normale versnelling aak contramoe
(K227) bij het kettinkje los en draai aan de <
eindvlak van de controlestift aan de kettingw
vastzit, gelijk is met het aseinde (zie B, fig. 1)
AM, ASC en AC naven (Fig. 2, pag. 24)
Plaats de versteller in de middenstand (normale ve
(K 227) bij het kettinkje los en draai aan de
eind van de controlestift gelijk is met het linker
daarna de contramoer (K227) vast tegen de nippe
(D) LADY'S TOP TUBE > (B)
2
er
ee >
(c) LADY'S TRIGGER WITH f / /
CLOSED TYPE GEARCASE / 7
: De Nes Fy
/
/ la
fe | Kg
\ Ÿ
\ 7
NS SE
—
AS M]
Fig. 2)
versnelling (dit is: laag). Draai contramoer K227
e gekartelde nippel X4 totdat het eind van
linker aseinde (zie B, fig. 2). Schroef daarna
de nippel.
eze wijze geen voldoende verstelling kan worden
1 bovenbuis (of bij stuurverstellers de
buis iets verschoven worden in de gewenste richting.
als boven beschreven.
Laarr telt men af,
dien de versnellingen doorslaan, controleer en verbeter dé afstelling direct.
ALGEMEEN ONDERHOUD VAN STURMEY-ARCHER NAVEN
Smering
Het is van groot belang dat voor alle Sturmey-Archer naven een goede kwali-
teit dunne olie voor de smering wordt gebruikt. De beste olie is Rl. „All
Purpose" olie, die speciaal voor dit doel is samengesteld en dus steeds ge-
bruikt dient te worden. Dikke olie of vet kunnen niet gebruikt worden, zij
zouden tot gevolg kunnen hebben, dat de pallen en de veren blijven kleven,
zodat de versnellingen doorslaan. Bij demontage kan alléén een klein beetje
licht vet in de kogellagers gedaan worden.
De smeertactiek behoort te zijn „weinig en dikwijls”; twee of drie spuitjes
met het oliekannetje per week houdt de naaf in uitstekende conditie.
Trommelremnaven hebben een spuigaatje in de remplaat om het oliesurplus
te laten weglopen. Dit gaatje moet open blijven, anders komt de olie op de
remvoeringen, hetgeen de remwerking zéér ongunstig beinvloedt. In geen
geval moet men door dit gaatje olie inspuiten.
Een nieuwe naaf moet voor het gebruik steeds geölied worden. Het kan zijn
dat de gebruiker zijn naaf verscheidene weken na de fabricage in gebruik
stelt. In die tijd kan er olie uitgelopen zijn.
Overschakeling der versnellingen
Overschakeling moet snel gebeuren, om de kans op beschadiging en af-
brokkeling der koppelingsnokken en van de pallen te voorkomen. Blijf door-
trappen bij het overschakelen, maar verminder de pedaaldruk. Moet men bij
stilstand van het rijwiel overschakelen, draai dan steeds de pedalen, opdat
de inwendige delen gemakkelijk de juiste stand kunnen innemen.
Afstelling der lagers
Conusafstelling geschiedt aan de linkerconus, die automatisch alle naaflagers
afstelt. Deze linkerconus moet zó afgesteld worden dat er een nog juist even
voelbare zijspeling is, bij controle aan de velg. Bij trommelremnaven steekt
de L.conus buiten de remplaat uit en draagt een afstelschijf met infrezingen.
Door draaiing van deze schijf met een C-sleutel wordt de conus afgesteld,
die later weer met de contramoer wordt gezekerd.
De rechterconus (kettingkastzijde) is vastgezekerd en zijn stand moet onge-
wijzigd blijven bij de normale wielafstelling. Na demontage van de naaf mon-
teert men de R.conus als volgt:
1. Schroef de conus vingervast, draai dan 1/5 slag terug en zeker deze stand
met sluitschijf en contramoer. Draai in geen geval méér dan 1/7 slag terug,
dit zou de juiste afstelling der versnellingen bederven.
2. Stel het wiel af met de linkerconus, daarna moet de naaf vrij in de normale
richting kunnen draaien, met zeer weinig trek op het kettingwiel als
men dit stilhoudt.
N.B. Controleert men de afstelling van de rechterconus, zonder het binnen-
werk uit de huls te halen, schroef dan eerst de linkerconus extra ver los,
opdat deze de afstelling niet beinvloedt.
Vleugelmoeren
De geleide-moer K234 in de R. vleugelmoer mag, bij vastzetting van het wiel
in de achtervork het einde van de as niet kunnen raken. Controleer dit door
het venstertje’ in de rechter vleugelmoer.
TROMMELREMNAVEN nz
a
Deze worden gemaakt in de volgende types: LRN =A"
BF voornaaf met trekstangen. Re,
BFC voornaaf met kabel. DA
BR achternaaf met trekstangen. wief Ve F it
BRC achternaaf met kabel. AUS EBS / s \
AB drieversnellingstrommelnaaf met trekstangen. (ES cane eres ae <n
ABC drieversnellingstrommelnaaf met kabel. BE ned
De remplaat van BF en BFC naven is niet verwisselbaar, maar alle achternaven A
hebben dezelfde remplaat, zonder kabelstop.
Voor- en achternaafstangen worden geleverd tot en met het rembuisje.
Stuur-remdelen worden geleverd door de rijwielfabrikant, maar wij adviseren HET IN ELKAAR ZETTEN
een minimumslag van de achterrembalhoofdtuimelaar van 3/4” toe te passen, MANSREZENNAVEN
waarvoor een speciaal stuurhefboompje nodig kan zijn.
1. Breng de kogelring in de R.cup, met het
vlak van de kogelring naar buiten gekeerd.
Uit elkaar nemen van BF, BFC, BR en BRC naven
2. Druk de buitenstofring in de R.cup en >
1. Verwijder alle schijven van de remzijde en noteer aantal en volgorde tik deze voorzichtig op zijn plaats.
voor de latere montage. Verwijder dan de contramoer en de conestel- 3. Als de R.conus van de as is afgenomen, schroef deze d ten
schijf met de schijven die zich tussen deze beide mochten bevinden. Noteer
weer hun aantal en volgorde voor de montage.
de borst op de as. Breng de contramoer en schijven aa
in de naafhuls.
Ze RE de remplaat met de remschoenen af, daarna de schijven voor de 4. Breng de kogelring in de L.cup, met het vlak van k r
IN SeTCOnUs: buiten en schroef de L.conus op de as met schijf of schijve als ore
3. Schroef de L.conus af en neem de kogelring weg. is genoteerd.
4. De as wordt nu aan de andere zijde er uit gehaald. Is de kogelloop van 5. Plaats nu de complete remarmplaat. Deze gaat oy mee u
R.cone goed en is de schroefdraad op de as goed, dan kunnen R.cone L.conus.
en contramoer blijven zitten. 6. Plaats de conestelschijf op de afplattingen van
5. De ingeperste stofdop in rechtercup kan met een brede schroevendraaier conus vingervast, door draaiing aan de stelschijf e
worden uitgedrukt. Demonteer nu de rechter kogelring voor inspectie slag terug. Breng de reeds genoteerde schijven L
van de kogelloop in de cup vast en controleer de afstelling.
6. Beide cups vormen één geheel met de naafhuls, is dus één van beiden 7. Breng de nodige onderdeeltjes aan, die reeds genoteerd z
ingelopen, dan is een nieuwe huls nodig.
7. Zie toe, dat de beginpunten van elke remvoering over een lengte van BELANGRIJK
ca 1/4” zijn afgeschuind, anders ontstaat, door het oplichten der einden,
een neiging tot piepen. Zorg dat de klinknagels verzonken zijn beneden
het oppervlak der voering. Ze mogen de remtrommel niet kunnen aan-
raken. Vervanging van voeringen kan nodig zijn, tengevolge van slijtage
of door olie. Vettige voeringen worden vervangen, ze zijn niet te reinigen.
BR, BRC, AB en ABC naven hebben as-afplattingen om draa
in de vorkeinden te beletten. Vooral bij AB en ABC naver
daarbij worden speciale lipschijven geleverd, die in de
De remarm mag volstrekt niet in spanning komen
Voor nieuwe voeringen raden wij aan, gebruik te maken van de diensten van het vorkstropje. Monteer het achtervorkstropje zo,
onze afdeling Reparatie’, die deze vervanging snel en goed uitvoert. Bij past. De voorremarm moet gemakkelijk in het voorvork p
de montage van de remsegmenten wordt het asje van de remsleutel gesmeerd goed wordt vastgeschroefd, evenals het achtervorkstropje
met een mengsel van olie en grafiet. Alléén olie, of alléén grafiet is hier niet Lang opgeborgen rijwielen krijgen, na schoonmaak, 1 of 2 druppels o
geschikt. remplaat en remsleutel. (Niet meer! Vette voeringen!)
25
Controle van de remstangenoverbrenging
1. De stuuroogbouten mogen niet te veel speling toelaten.
2 e vierkant-verbinding van stuurhefbomen moet spelingvrij vastzitten.
n diverse stangverbindingen en draaipunten geeft verlies van slag.
mte tussen brackethuls en remtuimelaar moet 1/5” zijn om een
emslag mogelijk te maken. Inkorten van de benedenbuis-
afstelling van de rem bij het stuur-rembuisje, verandert deze
fstand va 2", zodat remafstelling uitsluitend moet geschieden door
ekartelde stelmoer bij de naaf.
at in de sleutelhefboom aan de naaf niet is uit-
dat de contramoer vastzit.
De afstelling van de trommelrem
t gir Maak het zeskante contramoertje S712 (A in de
rem, met de gekartelde stelschroef K119
oopt en draai daarna juist ver genoeg terug
n de contramoer weer vast.
overbrenging. Draai de gekartelde stelmoer LB167 (F in de afbeel-
f Verder is de methode dezelfde als die bij kabel-
Z nieuw zijn moeten de remmen dikwijls
n zuiver zijn ingelopen. Denk er aan
één op dit punt af te stellen en niet bij de rembuisjes, die
voor bijregeling als de stuurhoogte gewijzigd wordt.
GEREEDSCHAPPEN
ontage. (Alléén bij FM en FC).
afplattingen. (Vorige types AB).
nwendige gleuven. (Laatste types AW, AB, AM
voor kettingwiel
45 eu oor de rechtercup
K4LA -onussleutel en moersleutel
K44A Sleutel met ,,C’’-eind voor de linker conestelschijf bij trommel-
remnaven
AW, AB en AG
Kettingwiel 26 inc Wiel 28 inch Wiel
Voor Achter Laag (Normaal) Hoog Laag |Normaal) Hoog
16 || (HO RP ERS | mo || cae
17 45.9 | 61.2 | 81.6 | 49.4 | 65.9 | 87.9
40 18 We | A Pah 0026 6 IE Ma Eno
19 M0 |) 54:7) | 72.9 ZON | IN7aT
20 390 15200 060307200056 0 777
22 25402700 EM 38.2 | 50.9 | 67.9
16 53.6 | 71.5 | 95.3 | 57.8 | 770 | 1027
17 50.5 | 673 | 898 | 544 | 725 | 967
44 18 pp Ne on ere BSZ NN AD
19 45200602 | 80.8) IN Keb EAB Ne
20 OREN AES LAAN GE GAG
22 39.0 | 520 | 693 4210 } 560 | 747
16 56.0 | 747 | 996 | 604 | 80.5 | 107.3
17 BA ON RAN EO NSE IO
46 18 49.8 | 664 | 885 | 536 | 715 | 953
19 Yin | GO EI SOO | Gis || cor
20 Hey OE | See || BS GAA |) Gab
22 2090 EAS AA NRO IER 101
16 58.5 | 780 | 1040 | 630 | 840 | 112.0
A EEEN EC CEO EN EZ ETE
4 8 18 ao || Os |) saa || sow | Ay |! cE
19 IS || Csr | GS || BAO I va NO
20 46.8 | 6214 | "83,2 | DZ IF GA AG
22 42:5 | 567 | 75.6 | 4518 | 61a |) 615
AM ASC
Kettingwiel 26 inch Wiel 27 inch Wiel Kettingwiel 26 inch Wiel 27 inch Wie
Vóór | Achter Laag |Normaal) Hoog Laag |Normaal| Hoog - i Vóór Achter Laag Normaal Hoogte Laag |Normaal/ Hoogte
14 64.3 74.2 85.6 66.9 77.1 88.8 14 55.7 66.8 74.2 57.8 69.4 77.1
15 60.0 69.3 8012) |) 624 72.0 83.2 IS 52.0 62.4 69.3 54.0 ELS 72.0
Br SA No |A a RNCS wa Eure 48.8 | 585 | 65.0 | 507 | 608 67.5
40 17 53.1 GEN 706 BON ES EL 17 459 | 55.1 OTT ere 63.5
18 | 50.1 5 IG ITE 60.0 | 69.3 40 | 18 43h |) 520 |) 57.8 |45.0.| 54.0 60.0
OZARK [1 Alo | 49.2 | 547 | 426 | 511 | 568
20 ia) PO IEN ZEE EON EL (RORE roe ensen sz one os za | 54.0
24 we | ee | GO | AO | Bol | Ro | 24 Os | SW 1 ae. || eee, aoe re
14 70.7 81.7 | 942 7316 1) ee 97:9 14 61.3 73.5 81.7 63.4 763 eze
CM TN 70 leno! 7am Zo 2 NOS 15 amer srl 79.2
16 621 | 745 | 626 | 643 | 742 | 866 16 BONGER AEN [ess 668 |-742 |
44 MAN BEAN GS IN mi ar NONE 44 17 50.5 | 60.6 | 67.3 52.4 629 | |
18 GER BEI ZE IAN GONG 18 mi Fa AZEN |
19 51.1 A O0 es {Ol INR 19 PSE ICO TON 4618 56.2 |
20 49E ns 722 0166.00 ston Iso Zn Sers 20 || Gis | Er IE ZA NIUE "|
2400012 47.6 5500 42:8 | 49.5 57.2 24 35.7 42.8 47.6 37.1 44.6 |
14 74.0 85.4 98.6 77.0 88.7 | 102.5 14 64.0 76.9 85.4 66:5 | 2799 | 887
15 | 69.1 7970020 7418 | 8218. |) 95.6 15 BOE eo 62.4
AG ZE NZE NGN AET EB 16 GO | Ge away 58.2
46 me 8 NHS IGE AO ITE 4 6 17 GNS TS EE
18 EAN GAN AEN RE IEI ZE Aer vore (059.8) | 664 |) 51 2
19 we | OS | way | See | GAN TAG 19 MAN EO
20 51.8 | 598 | 69.2 | 538 | 621 71.9 20 | ERO EE
24 43.1 4918) | 57.6 WP | 5118" |) 5919 24 VS | AR 38.8
14 77.4 | 89401030 | 803 | 925 |) 107.0 14 66.8 | 801 89.1 69.3 | 83.
15721 83.2 | 960 | 750 | 864 | 100.0 15 ALAN TONEN EE 7
1e | Gy | BO | HO | we HO | CaS 16 58.5 70.2 78.0 | 60.7 |
48 mA ESTE EER 76.2 | 88.0 48 17 55.1 66.1 2250571 6e |
iB | @o | ET 2 NEN ZON EL 18 AO AN ENE 64.8 |
B BO IB 0 BON EL NAO 19 49.3 | 591 65.7 | 511
AEON PE NZA EON ZONE 20 Ha | Sc eaten
AAA PAN LEAR ERE 24 39.0 | 468 | szor | 405 | 486 | 540 |
27
AC FC
Kettingwiel 26 inch Wiel 27 inch Wiel Kettingwiel 26 inch Wiel 27 inch Wiel
Vóór Achter Laag |Normaall Hoog Laag |Normaall Hoog Vóór |Achterf Laagste | Laag | Norm.| Hoog | Laagste Laag | Norm.| Hoog
14 68.5 | 742 | 791 71.2 | 771 82.2 14 | 557 | 66.8 | 74.2 | 81.4 | 57.8 | 694 | 774 | 844
15 | 60 [69:30 [7739 BEAT 720 INTER 15 | 520 | 62.4 | 69.3 | 7517 | 540 | 64.8 | 720 | 78.6
16 60.0 | 650 | 693 | 623 | 675 | 720 16 | 48.8 | 585 | 65.0 | 70.9 | 50.7 | 60.8 | 67.5 | 73.6
40 Tho Senn leaks cae SEE CIS E77 40 17 | 45,9 | 551 | 61.2 | 668 | 47.7 | 57.2 | 635 | 6913
x 18 5305716 0er aaa Gog: | am 18 | 43.4 | 520 | 57.8 | 632 | 45.0 | 540 | 60.0 | 654
19 ZAND BAE IP aS. 19 | 41.0 | 49.2 | 547 | 597 | 426 | 514 | 56.8 | 62,0
| 20 48.0 | 52.0 “554 | 498 sr 05756 20 | 39.0 | 46.8 | 52.0 | 567 | 405 | 48.6 | 540 | 589
24 1400 (TAS ERA AGM sio KE 24 | 32:5 | 39:0 | 43.3 | 47:2 | 93:7 | 40.5 \P45I0 ("491
Tr | 754 81.7 87.1 78.3 84.8 90.4 14 | 61.3 | 73.5 | 81.7 | 89.2 | 63.6 | 76.3 | 84.8 | 92.6
5110704 ZE ren 79.2 | 84.4 15 | 57.3 | 687 | 76.3 | 83.0 | 59.4 | 71.2 | 79.2 | 865
Ce On SAB EE NEA TX 16 | 53.6 | 64.3 | 71.5 | 781 | 557 | 668 | 742 | 809
LA 7 | 62.1 BEAN EB OT 44 17 | 50.5 | 60.6 | 67.3 | 734 | 524 | 629 | 69.9 | 762
| 8 | 587 Nes 67e Neo CZ 0707 18 | 47.7 | 57.2 | 63.6 | 69.3 | 49.5 | 59.4 | 66.0 | 72.0
9. 155.6 16012) VEEN ETTEN GAN amore 19 | 45.2 | 54.2 | 60.2 | 65.7 | 46.8 | 56.2 | 625 | 68.2
20 | 528 [795720 EO SEE RSS 20 | 429 | 515 | 57.2 | 624 | 445 | 534 | 59.4 | 648
2 | 439 | 47.6) 508) 4570 ZOE 52e 24 | 357 | 428 | 47.6 | 51.9 | 374 | 44.6 | 4915 | 54.0
Eee | 78.8 85.4 91.0 81.8 88.7 94.6 14 | 64.0 | 76.9 | 85.4 | 93.2 | 665 | 79.9 | 887 | 967
| 3.6 | 79.7 | 85.0 | 764 | 828 | 883 15 | 59.8 | 71.7 | 79.7 | 87.0 | 621 | 745 | 828 | 504
6 69.0 17 OT TAO | ie. || EAB 16 | 56.0 | 67.2 | 747 | 81.5 | 582 | 69.8 | 77.6 | 847
1 17 TO ioe | AW Ae | a0 me 5 6 17 | 52.7 | 63.3 | 70.3 | 768 | 54.8 | 65.7 | 730 | 79.7
[ TU 8 FIG || Weel car i am | ac 18 | 49.8 | 59.8 | 66.4 | 72.4 | 51.7 | 621 | 690 | 753
| 19 58.1 AEG || Ge | G4 | Ra 19 | 47.2 | 56.6 | 629 | 686 | 489 | 568 | 654 | 71.4
2 55.2 59.8 | 63.8 | 57.3 | 621 66.2 20 | 44.9 | 53.0 | 59.8 | 65.3 | 46.5 | 55.9 | 624 | 67.8
| 24 46,0 | 498 | 531 FARINE 24 | 37.3 | 448 | 49.8 | 543 | 388 | 466 | 518 | 565
5 Te 82.2 | 891 95.0 | 854 | 925 | 986 14 | 66.8 | 80.1 | 89.1 | 97.2 | 69.3 | 83.2 | 925 11004
| 15 (| Ct 707 AR Bae CD 15 | 62.4 | 749 | 83.2 | 908 | 648 | 778 | 864 | 94.3
| 16 72.0 78.0 | 83.2 74.8 | 81.0 | 864 16 | 58.5 | 70.2 | 78.0 | 851 | 60.7 | 72.9 | 81.0 | 885
| 48 7 6718707550 7e 70E | Gra | oie 5 8 17 | 554 | 664 | 735 | 80.2 | 574 | 686 | 762 | 831
| 18 TONNERRE EZ ZON to 18 | 52.0 | 62.4 | 69.3 | 75.6 | 540 | 64.8 | 720 | 785
19 606 | 657 | 700 | 629 | 682 | 727 19 | 49.3 | 591 | 657 | 717 | 511 | 614 | 682 | 744
20 TRIO Isa com I ea | es 20 | 46.8 | 56.2 | 62.4 | 681 | 486 | 58.3 | 648 | 707
24 2805705557 ee 70 72 24 | 390 | 468 | 520 | 567 | 405 | 86 | 540 | 580
FM FW en FG
Kettingwiel 26 inch Wiel | 27 inch Wiel Kettingwiel 26 inch Wiel 28 inch Wiel
Vóór [Achter|Laagste| Laag | Norm. | Hoog |Laagste| Laag | Norm. | Hoog Vóór |Achter|Laagstel Laag | Norm.| Hoog |Laagste| Laag | Norm. | Hoog
140 BAER ESE 7 A2 EZS EEON N77 AES: 14 |49.5 | 58.7. | 743 | 844 | 533 | 632 | 80.0 |101.3
5) | 46.2) | 59.4 | 69.8 | 779 | 4810") 61:87 | 72:0 | 81.0 ism |46120 | 54.75 |0693 87.7 4978 | 5910) | 74.7. | 94.6
46 | 43.3 | 55.7 | 65.0 | 734 | 450.) 578 | 67.5 | 75.9 46) | 43.3 | 51.3 | 65.0 | 62.3 | 46.7 | 55.3 | 70.0 | 88.6
40 17 \4oie 525 | 6t:2 (689 | 42.3 | 544 | 635 | 71.4 40 m7 eso Pass Téa 7705 439 | 521 | 65.9 | 63.4
48 | 385 | 49.6 | 57.8 | 650 | 400 | 51.4 | 60.0 | 67.5 | "480 | 38,5 | 945.7 | 57.8 | 732 | 415 | 49.1 | 622 | 787
49 | 36.5 | 465 | 547 | 61.5 | 37.9 | 48.6 | 568 | 63.6 19 | 36.5 | 43.2 | 54.7 | 69.2 | 39 | 46.5 | 58.9 | 74.6
20 | 347 | 44.6 | 52.0 | 58.5 | 36.0 | 46.2 | 540 | 607 20 | 34.7 | M41 | 52.0 | 65.8 | 37.3 | 44.2 | 56.0 | 70.9
24 | 288 | 371 | 43.3 | 487 | 300 | 385 | 450 | 506 "22 "3.5 | 37.4 | 47.3 | -59.9| 33.9 | 40.2 | 50.9 | 64.4
44 | 54.5 | 704 | 81.7 | 91.9 | 56.5 | 72.6 | 84.8 | 95.5 14 1544 | 645 | 81.7 103.5 | 58.6 | 69.5 | 88.0 |1114
15 | 50.9 | 65.4 | 76.3 | 85.8 | 528 | 67.8 | 79.2 | 891 45u|05018.| 16013) | 76.3.) 966)\ 547 | 64.9 | 62.1) |104
16 | 47.7 | 61.3 | 71.5 | 80.4 | 49.5 | 636 | 74.2 | 835 46 |) 47.7.1 565 | 715 | 905 | 51.8 | 60.8 | 77.0 | 97.5
44 17 | 449 | 57.7 | 67.3 | 75.7 | 46.6 | 59.9 | 69.9. | 786 44 47 | WAGON | 53.2) 67-30 less 3010573 91.8
48 | 424 | 545 | 63.6 | 71.5 | 440 | 56.5 | 660 | 742 48) | 42:4 | 50.2 | 63.6 | 80.5 | 45.6 | 54.0 6
19 | 401 | 51.6 | 602 | 68.2 | 41.7 | 536 | 625 | 703 19 |) 4o4n|) 47.6 | 60.2 | 762) |o4d.2 | 51.2 | 648 | 82
20 | 381 | 49.1 | 57.2 | 64.3 | 39.6 | 509 | 59.4 | 66.8 20 | 381 | 452 | 572 | 724 | 411 | 486 | 61.6
aalst | 408 | 47.6 | 53.6 | 33.0 | 425 | 495 | 55.7) 22 | 34.7 | 41 | 52.0 | 65.8 | 37.8 | 44.2 | 56.0 9
44 1156.9 | 73.2) 85.4 | 96.1 | 59.1 | 76.0 | 88.7 | 99.7 14 | 56.9 | 67.5 | 85.4 |108.1 | 61.3 | 72.7 | 92.0 [1165
15 | 53.1 | 684 | 79.7 | 89.7 | 55.2 | 709 | 828 | 931 15 | 531 | 63.0 | 79.7 |100.9 | 57.2 | 67.9 | 85.9
16 | 49.8 | 641 | 747 | 84.0 | 51.7 | 665 | 77.6 | 873 46 |ya9ia0| 59.0 | 747 | 945 | 537 | 63.6 | 80.5
46 17 | 469 | 60.3 | 703 | 79.1 | 48.7 | 62.4 | 73.0 | 81.9 46 47 | 469 | 55.5 | 703 | 89.0 | 50.5 | 59.9 | 75.8 | 9
18 | 443 | 56.9 | 664 | 747 | 46.0 | 59.1 | 69.0 | 77.6 18 | 443 | 525 | 66.4 | 84.0 | 477 | 565 | 71.5 | 90.5 |
19 | 41.6 | 539 | 62.9 | 708 | 436 | 55.8 | 65.4 | 733 “49 \vato | 49.7 | 62.9°| 79.6 | 45.2 | 53.6 | 67.2 |
20 | 39.9 | 51.3 | 59.8 | 67.3 | 41.4 | 53.2 | 621 | 698 20 | 39.9 | 47.2 | 59.8 | 75.7 | 429 | 509 | 6
24 | 332 | 427 | 49.8 | 560 | 345 | 449 | 51.8 | 583 22 [363 | 431 | 545 | 69.0 | 391 | 46 42 |
14 | 594 | 764 | 89.1 [100.2 | 61.7 | 79.3 | 92:5 |104.1 14 | 59.3 | 70.4 | 89.1 [1128 | 640 | 75.8 | 96.0 |121.5
15 | 555 | 74.3 | 832 | 936 | 57.6 | 74.0 | 864 | 97.2 15 | 55.4 | 65.7 | 83.2 |105.3 | 59.7 | 70.8 3.4 |
16 | 520.1 66.9 | 780 | 87.7 | 54.0 | 69.4 | 81.0 | 91.0 16 | 520 | 61.6 | 78.0 | 98.7 | 560 66 106.3 |
48 17 | 49,0 | 63.0 | 73.5 | 82.7 | 50.8 | 65.3 | 76.2 | 85.0 | 48 17 | 49.0 | 58.0 | 73.5 | 930 | 527 | 625 | 79 2 |
[48 | 462 | 594 | 69.3 | 780 | 480 | 61.7 | 720 | 81.0 18 | 462 | 547 | 69.3 | 87.7 | 49.8 | 590 | 747 |
“49 | 438 | 56.3 | 65.7 | 73.9 | 45.5 | 58.4 | 68.2 | 767 Morse mes ot lr710l0s58 "| 707 |
30 | 41.6 | 535 | 624 | 702 | 43.2 | 55.5 | 648 | 72.9 20 | 41.6 | 49.3 | 624 | 79.0 | 44.8 | 53 72
24 | 348 | 451 | 520 | 58.5 | 36.0 | 46.3 | 54.0 | 60.8 22 | 37.8 | 44.8 | 567 | 718 | 407 | 483 | 6 |
29
STURMEY-ARCHER ELECTRISCHE VERLICHTING
De dynamo is een speciale, 20-polige, ronde magneet die met 4 schroeven
n de naafhuls gemonteerd is en welke dus ronddraait om het stilstaande
spoelenstelsel, dat ook 20 polen bezit en gemonteerd is op een uitstekend
gedeelte van de linkerconus. De wikkeling bestaat uit één doorlopende ge-
de koperdraad, waarvan de beide einden geleid zijn naar twee geiso-
contacten op een plaat aan de buitenkant van de naaf. Een storing in
enstelsel is niet te repareren, doch komt practisch niet voor.
- electrische kabels van deze 2 contacten naar de kop-
achterlicht gevoerd worden. Ook kan een droge batterij
dan worden de kabels zó verbonden, dat de lampen van
atterij kunnen worden omgeschakeld, zodat men
rijwiel.
Volt 0,34 amp.) bij een gang van 19 km per uur
vergroting van deze snelheid geen gevaarlijke ver-
C \ veroorzaakt. Bij toepassing van de juiste lampen
t d ynamo reeds zichtbaar licht bij een gang van 5 a 6 km per uur.
in de 3 volgende soorten:
en geleverd
gewone voornaaf met alléén een ingebouwde
achterlicht en kabels.
een AW 3 versnellingsachternaaf met een ingebouwde
> en koplamp, achterlicht en kabels.
FW 4 versnellingsachternaaf met een ingebouwde
mp, achterlicht en kabels.
als extra, een droge batterij geleverd worden.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE DYNAMO — ALLE TYPES
e de Kabels van
de beide naafcontacten.
emonteer asmoeren en schijven en neem het wiel uit het frame.
Jemonteer de dynamo-conecontramoer en noteer volgorde en positie
en stelschijven voor de latere juiste montage.
a
c
®
achterkant van de naaftrommel de vier moertjes en
chijven en verwijder dan de vier magneetschroeven.
dynamo onder, juist boven de werkbank, met enkele
van een houten kloppertje op de as, valt de dynamo er uit.
tussen dynamo en conus notere men.
neetafsta
ndschijf kan nu uit de huls genomen worden.
agneet van het spoelenstelsel te scheiden, wordt de dynamo
contactenplaat tegen de handpalm, in de linkerhand gelegd. Leg
de magneethouder GD495 op het spoelenstelsel en klop er op met de
rechterhand. Hierdoor glijdt het binnenwerk uit de magneet en tegelijk
de houder er in.
30
Demonteer de magneet niet, tenzij dit noodzakelijk is. De magneethouder is
hierbij onmisbaar, omdat er altijd ijzer in de magneet moet zijn — anders
ontstaat zeer snel een grote verzwakking en verlies aan lichtsterkte. Een
sleutel dwars over de magneet is een onvoldoende maatregel. Scheiding van
magneet en spoelen zonder magneethouder, zelfs voor een onderdeel van
een seconde geeft verlies aan magnetisme.
De nu gedemonteerde spoelen kunnen met de testmeter getest worden op
draadbreuk. Verbind de meterdraden volgens de aanwijzing op de meter
met de twee dynamocontacten. Geen uitslag van de naald betekent een draad-
breuk in de spoelen.
Beschadiging van contacten of breuk van de contactenplaat is moeilijk te her-
stellen. Wij adviseren in dit geval opzending naar onze Reparatie-Afdeling,
die een nieuw spoelenstelsel kan leveren.
IN ELKAAR ZETTEN
1. Leg magneet met houder GD495 in de linkerhand, de afschuining in de
magneet naar boven (dan glijdt het spoelenstelsel er beter in). Leg met
de rechterhand het spoelenstelsel er tegen aan en druk dit in de magneet,
en de houder er uit.
2. Leg de patent nummerschijf in de dekplaat met de gleufjes tegenover
de magneetuitsparingen.
3. Plaats de dekplaat over de magneet, zodat de vier schroefgaten komen
tegenover de onder 2 genoemde uitsparingen.
4. Plaats de magneetafstandring in de naaftrommel.
5. Plaats de schijf tussen dynamo en conus (indien deze oorspronkelijk ge-
monteerd was, bij type AG altijd).
6. Breng de dynamo in de huls, met de vier schroefgaten tegenover de vier
gaten achter in de naaftrommel.
7. Monteer de vier magneetschroeven met schijven en moertjes.
8. Zie dat L.conus uitsteekt buiten de contactenplaat. Breng afstand- en
stelschijven aan in de genoteerde volgorde.
UIT ELKAAR NEMEN GH6 NAAF
1. Demonteer de dynamo volgens de vorige kolom.
2. Schroef dynamoconus af, en haal de kogelring uit de cup.
3. Trek de as aan de andere kant uit de naaf, daarna wordt ook aan deze
zijde de kogelring uit de cup genomen na verwijdering van de stofdop
op vroeger beschreven wijze.
Zie Storingstabel op blz. 35 voor opsporing van fouten.
ONDERDELEN ILLUSTRATIES VAN KOPLAMP, ACHTERLICHT EN GH 6 DYNAMONAAF
(MET OUD EN NIEUW MODEL REFLECTORVEERTJE).
16162 L8155 K428
| |
92H01!
X424 GL347 K360
31
de onderdeleninspectie worden de volgende punten gecontroleerd:
De kogelloop van beide conen moet in goede conditie zijn en de kogels
en kogelringen niet verbogen of versleten zijn.
Controleer de kogelloop in elk eind van de naafhuls. De cups zijn niet
ve aar, en in geval van slijtage is een nieuwe naafhuls nodig.
Controleer de schroefdraad van as en asmoeren.
IN ELKAAR ZETTEN VAN GH6 NAAF
Monteer conus LB358Z op de as, vast tegen de borst. Schroef ook de
ntramoer vast. Deze conus moet stevig vast zitten op de as.
ogelring aan de kant van de kleine flens met het vlak van de
Og ng naar buiten.
tofdop over de kogelring, met lichte hamertikken.
Z conus in de naafhuls.
Z O e cup aan de andere kant, met het ringvlak naar
dynamoconus.
Ze elkaar volgens blz. 30 en stel de lagers af met de stel-
ns notities op blz. 34 en zet nu de contramoer goed vast.
ld wiel moet bij controle aan de velg een zéér
ng hebben. De magneetkracht beinvloedt de
ng zó, dat deze vaak te stijf gemaakt wordt.
iis
UIT ELKAAR HALEN VAN DE AG NAAF
Demonteer de complete dynamo volgens blz. 30.
r de dynamoconus
IN ELKAAR ZETTEN VAN DE AG NAAF
s geheel hetzelfde als voor AW op blz. 8 van punt 1 tot punt 6. Schroef
a de L.conus vast. Breng dan de complete dynamo aan volgens blz. 27.
ook Notities blz. 34.)
Belangrijk. Controleer ook hier, als bij de GH6 hierboven, de afstelling
door aan de velg de lichte zijspeling te voelen. Ook hier maakt de mag-
neetkracht het onmogelijk om het wiel op het ventiel te laten spelen”.
UIT ELKAAR NEMEN VAN DE FG NAAF
Demonteer de complete dynamo volgens blz. 30.
Schroef de dynamoconus van de as af.
Demonteer de naaf verder als beschreven op blz. 13 voor de FW naaf.
Er zijn echter enige verschillen bij de planetenkooi, de linkerpallen en
veertjes en linkercup, als volgt:
De planetenkooi is korter dan bij FW om plaats te hebben voor de
dynamo. Daartoe zijn de drie linkerpallen gevormd als plungers, werkend
in gaten, geboord in de ruggen van de planetenkooi. De gaten zijn
doorgeboord, doch aan het einde (aan de kant van de sterclutch) iets
kleiner. Als het binnenwerk op de as gemonteerd is, wordt eerst een 3/16”
kogel in de gaten gebracht, dan het spiraalveertje en daarna de pal, die
met zijn dunne eind in het veertje past.
De linkercup draagt de paltanden aan het binnenzijvlak (inplaats van
aan de binnenomtrek). De cup wordt niet met schroefdraad (zoals bij
FW), maar met vier schroefjes in de naafhuls bevestigd. De cupflens is
vierkant, zodat de magneetschroeven kunnen passeren.
De verdere naafmontage wordt door deze verschillen niet beinvloed.
IN ELKAAR ZETTEN VAN DE FG NAAF
Maak de delengroepen klaar, als bij FW, behalve de pallenmontage in
de planetenkooi, die later plaats vindt.
Monteer het binnenwerk als bij FW volgens blz. 14/15.
Leg een 3/16” kogel in de palgaten van de planetenkooi, dan de palsveertje
en de pallen met het dunne eind in de veertjes.
Houd het wiel met de L.cup omhoog en steek het binnenwerk met de
as er van onderaf in, zodat de L.pallen op hun plaats blijven. Schroef de
R.cup vast, zorgend dat de gemaakte merken op cup en huls overeen-
stemmen.
Monteer de L.conus, de kogelring en de stofdop moeten dan in de L.cup
zijn aangebracht.
Monteer de dynamo volgens blz. 30 en plaats de complete dynamo in
de naafhuls.
Stel de L.conus af met de stelschijf en zet de contramoer vast. Zie voor
de juiste stand: Notities blz. 34.
Als het kettingwiel van de drijfkop is afgenomen, wordt de buitenstofdop
op de drijfkop gezet voor het kettingwiel gemonteerd wordt. Zie, dat
de stofdop goed gecentreerd is op de smalle borst van de flens van de
drijfkop en monteer dan het tandwiel. Zie Opmerking op blz. 18 over
het verkrijgen van de juiste kettinglijn.
De afstelling van de controlestift, na montage in het rijwiel, is beschreven
op blz. 24,
DE KOPLAMP
De koplamp wordt aan de lamphaak bevestigd door een enkele bout. De
helling ten opzichte van de rijweg kan worden gewijzigd, doch dit moet niet
geschieden zonder eerst deze bout los te maken.
De voorrand is afneembaar door losdraaien van een schroefje aan de onder-
kant van de rand, zodat het lampje en de kabelcontacten bereikbaar zijn.
Dit schroefje is aan de achterkant van de voorrand voorzien van een ringetje,
dat belet dat het schroefje verloren raakt.
De schakelaar zit aan de onderkant van de lamp op een bordje met contacten,
dat bevestigd is door de onderste contactschroef. De schakelhefboom loopt
door een gleuf in de lamp en beweegt van links naar rechts. De drie standen
zijn, gezien vanaf het zadel: batterij—links, dynamo— rechts, O-stand— midden.
Zonder batterij (DBU) wordt links als nulstand gebruikt en slaat men de
middenstand over. De kabelcontacten op het schakelbordje hebben gekleurde
schijfjes om juiste kabelmontage te verzekeren.
De grondplaat van het schakelbordje in de lamp loopt met een omgebogen
lip door een tweede gleuf in de onderkant van de lamp. Deze lip dient, met
een ingetapt gat, om de schroef voor de voorrand vast te zetten.
Het brandpunt van de lichtbundel wordt ingesteld met de schroef aan de
achterzijde van de lamp. Deze schroef kan met een munt in de brede schroef-
gleuf gedraaid worden. Eenmaal naar wens ingesteld, blijft de stand goed,
tot het lampje vervangen wordt, dan is wellicht een correctie nodig.
HET ACHTERLICHT
Dit wordt aan de steunbuis bevestigd met een passend stropje. Het lampje
is bereikbaar door afschroeven van het voorstuk.
DROGE BATTERIJ UITRUSTING (D.B.U.)
De huls bevat drie droge cellen van 1!/, volt en is bevestigd aan de zitbuis.
Elke goede soort cel is bruikbaar. De hals heeft een afneembare bodemplaat,
die wordt vastgeschroefd, terwijl de kabelaansluitingen in de kop beschermd
zijn door een afneembaar bakelieten deksel. Beide aansluitingen zijn van ver-
schillende dikte, om de verwisseling van de kabels te voorkomen.
Uitgewerkte elementen moeten direct verwijderd worden, anders roest de
huls aan de binnenzijde door. Worden geen nieuwe cellen in de huls gezet,
dan functionneert de dynamoverlichting ongestoord door.
DE ELECTRISCHE LEIDING
De aansluitingen in de koplamp zijn bereikbaar na afneming van de voorrand
(met glas en reflector). De kabels worden ingevoerd door een opening achter-
aan bij de bevestigingsplaats.
HEADLAMP
TO DYNOHUB
HF - 625
H.F
\
63
GREEN RED BLACK
Let
De kabelverbindingen zijn:
1.
Voor de vóórdynamonaaf GH6
a. Van het ene naafcontact naar de rechter-
bovenklem in de koplamp, als men van
voren in de lamp kijkt.
b. Van het andere naafcontact naar de midden-
benedenklem in de koplamp.
c. Van de middenbovenklem In de
naar het achterlichtcontact.
d. Van de middenbenedenklem in de k
lamp naar de bevestigingsschroef van
achterlicht.
Voor de achter 3 en 4 dynamonaven
en FG:
a. Van het éne naafcontact naar de re
bovenklem in de koplamp
b. Van de bovenmiddenklem naar achter-
lichtcontact.
c. Van het tweede
licht-bevestigingsbout.
d. Van achterlicht-bevestigingsbout naar de
zitstangbout.
naafcontact naar achter-
Voor de GH6 naaf met D.B
Hierbij worden drie
dubbel-kabels gebruikt
a. GL229Z. Van één naafcontact naar rechter-
bovenklem kopla wart a
tweede naafcontact naar de
klem in de koplamp
b. GL229CZ. Van
koplamp (rood)
(rood). Van
lamp (groen, maar
naar het middencontact
Van het
achterlicht-bevestigin
c. GL229JZ
gingsbout naar de zitstangbo
in de
mid
linker
andere ba
Voor de AG o
Hiervoor worden
als één comple
kabeleinden
koplamp. De kleur van de
komt overeen
schijfjes onder de klemme
bordje in de ko
eind komt aan
worde
av
©
a
a
©
5
Het centrale kabelknooppunt, met een overtrokken rubberhuls ligt naast
de zitlug en vandaar af leiden drie dubbelkabels naar achtereenvolgens, de
batterijkop, het achterlicht en de dynamonaaf. De draadlengten en de dikte
der kabelogen zijn zo gekozen, dat geen verwisseling kan ontstaan bij het
monteren.
Het kabelsamenstel wordt als een complete eenheid geleverd, met de ver-
er dubbelkabels aaneen gesoldeerd en de soldeerpunten overtrokken
rhuls. Een kleinere sok bedekt elk soldeerpunt onder deze
het nodig is dit knooppunt voor onderzoek bloot te leggen,
ermingen zorgvuldig worden verwijderd en later weer worden
I an dat de gekleurde kabeleinden naar de koplamp
kleur yan de schijfjes onder de koplampklemmen.
GLOEILAMPJES
de verschillende types zijn als volgt:
imp 6 v. 0,3 Amp. No. GL471.
terlicht 6 v. 0,04 Amp. No. GL 228.
1onave Koplamp 6 v. 0,25 Amp. No. GL448.
Achterlicht 6 v. 0,04 Amp. No. GL228.
een iets zwakker vóórlampje aanbevelen.
à sche verliezen iets groter zijn, tengevolge
aalmassa in de naafhuls. Wij geven deze verklaring hier om
te kunnen beantwoorden.
SMERING
eft zelf geen lagers. Smering is dus alleen nodig voor de naaf-
en voor de versnellings-constructiedelen. Zie blz. 22 en 24 voor de
namo wordt niet door olie beschadigd, smering door olie geeft
GEREEDSCHAPPEN
Voltmeter. Dit is een speciaal instrument met een inwendige weerstand,
aan de dynamobelasting bij normaal wielrijden. De meter
n correcte aanwijzing, die niet behoeft te worden omgerekend
andere meters. Hierdoor kan het voltage van de naaf gecontroleerd
zonder dat de lampen en kabels zijn ingeschakeld in de stroomkring.
Wij bevelen deze meter daarom speciaal aan, boven elke andere Voltmeter.
Voor dit speciale doel zijn de aanschaffingskosten minder belangrijk dan de
worder
nauwkeurigheid. Gewoonlijk ziet men over het hoofd, dat bij deze geringe
stroomsterkten de meterweerstand van groot belang is.
DD11241 Soksleutel voor L.cupschroeven (FG).
DD9763 Buissleutel voor magneetmoeren.
DD6893 Sleutel voor vastzetten van de vaste conus.
GD495 Magneethouder.
ONDERHOUDSNOTITIES
De vóórdynamonaaf GH6 werkt evengoed met de dynamo links, als rechts
gemonteerd.
Voor een blijvend goede lagerafstelling is belangrijk, dat de contramoeren
op de conus goed vastzitten.
Bij de coneafstelling door de stelschijf aan de dynamozijde is het belangrijk,
dat de beide naafcontacten goed geplaatst zijn vóór de contramoer wordt
vastgezet. Bij toerrijwielen moeten deze beide contacten in dezelfde richting
liggen als één der asafplattingen, zowel bij GH6 als bij achterdynamonaven,
doch bij sportmodellen met vooruit openende achtervorkeinden moet deze
contactlijn 300 met de klok meegedraaid worden.
Zet de naafmoeren vast, alvorens het wiel te draaien bij controle van het
voltage, want als de as kan meedraaien, kunnen de naafcontacten wellicht
de vorkbuizen raken en daardoor beschadigd worden.
FOUTEN OPSPORINGSTABEL VOOR VERLICHTINGS-INSTALLATIES
Om te controleren of de Dynamo stroom geeft, maakt men de kabels los van de naafcontacten, zet de
contactmoertjes weer vast en plaatst de klemmen van de beide Voltmeterdraden op deze moertjes. Laat nu
het wiel vlug draaien. De naald van de Voltmeter behoort nu uit te slaan tot 6 à 6,25 Volt.
Geen uitslag betekent een kortsluiting of een breuk in de draadwindingen, meestal dicht bij één van de
contacten. Voor een ruwe proef kan men een goed gloeilampje, bij draaiend wiel, over de contacten schakelen.
FOUT
ELECTRISCH
OORZAAK
HERSTELLING
In ’t geheel geen licht. 1. Kortsluiting of breuk in een dynamospoel. Controle met de Voltmeter geeft
de naald. Zie blz. 29 over verva
Reparatieafdeling.
2. Een gebroken draad in één der dubbelkabels. Controleer elke kabeldraad met de voltmet
3. Doorgebrand lampje, of lampjes. Controleer elk lampje met de voltmeter of met een
goede batterij.
4. Onjuiste verbinding van één of meer kabels. Controleer de verbindingen met het schema blz. 3
Te weinig licht. | 1. De magneet is erg verzwakt. Zend de magneet terug ter ruiling. Ind
| houder wordt meegezonden, moet deze door
terugzending worden bijgeleverd
2. Oude gloeilampjes geven soms geen 1000/, licht meer. Vergelijk, met batterij, oude lam
3. Verkeerd soort lampjes. Controleer de lampsoort met de n
4. Onjuiste verbinding van één of meer kabels. Controleer de verbindingen met het sche 3
|
Af en toe geen licht, flikkerend 1. Los geraakt gloeilampje(s). Controleer of de lampjes vastzitten
licht. 2. Beschadigde einden van de dubbelkabels. Controleer elk contactpunt
3. Losse moeren of contactpunten. Controleer de moeren, doch draai ze niet do
|
Zeer slecht licht. | 1. Vuile contactpunten. Reinig de contacten en de kabels
| 2. Zeer verzwakte magneet. Controleer de Dynamo met de
magneet terug voor versterk ng, met ma
anders moeten wij voor de terugzending
bijleveren.
FOUT x
MECHANISCH OORZAAK HERSTELLING
De Dynamo loopt aan. 1. Gewoonlijk veroorzaakt door stof en vuil tussen de Reinig de groef en vul deze met een lic
dekplaat en binnen stofring.
2. Losse conus geeft wrijving van magneet op de spoelen. „ Juiste conusafstelling heft de fout op
3. Vuil tussen de magneet en de spoelen. Demonteer de dynamo, en reinig de dele
dit de oorzaak is.
4. De schijf met de Patent No's die tussen magneet en Monteer de Patent No. schijf.
dekplaat behoort te zitten, is weggelaten.
35
tt
EEN
Sturmey Archer
Versnellings-trommelrem en dynamonaven
worden in Nederland ingevoerd door de
N.V. DE GRONINGER RIJWIELENFABRIEK A. FONGERS
HEEREWEG 85 - GRONINGEN,
S.A. naven en onderdelen zijn verder ver-
krijgbaar bij alle vooraanstaande Fabrikanten van
Rijwielen en Groothandelaren in rijwielen en
rijwielonderdelen in Nederland.
Ke 7
Sturmey Archer, Reparatie-Handleiding 1950er Jahre
- Von
- 1950 - 1959
- Seiten
- 40
- Art
- Anleitung
- Land
- Niederlande
- Marke
- Sturmey Archer
- Quelle
- Gerd Böttcher
- Hinzugefügt am
- 02.08.2022
- Schlagworte
Als Gast hast Du Zugriff auf die Vorschau in reduzierter Qualität, als Vereinsmitglied des Historische Fahrräder e.V. kannst Du auf die höher aufgelöste Standard Qualität zugreifen.
Standard (6,02 MiB)
Publikationsqualität anfordern wird später freigeschaltet